Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - juli
Hoogte - 0,20-0,70 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Een forse penwortel. Worteldiepte: 50 cm tot 1 meter.
Stengels/takken - De opstijgende tot rechtopstaande stengels zijn kaal of zacht behaard.
Bladeren - De bladeren staan dicht opeen aan de stengeltop. Ze zijn oneven geveerd met 13-27 langwerpig-eironde deelblaadjes van 3-8 mm breed.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen vormen samen langgesteelde, okselstandige trossen. De bloemtrossen zijn voor de bloei langwerpig-eirond. De bloemsteel is 1 mm lang. De bloemen zijn 1-1,4 cm lang en paarsroze met een rood gestreepte vlag en zeer korte zwaarden. De kelktanden zijn twee tot vier keer zo lang als de kelkbuis. Van de tien meeldraden zijn de bovenste aan de voet vrij en in het midden met de andere meeldraden vergroeid.
Vruchten - Een doosvrucht, die niet openspringt. De peulen zijn vrij klein (5-8 mm), halfrond en bezet met stekels. Ze bevatten één zaadje en worden verspreid als een klit. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, warme plaatsen op droge tot matig vochtige, matig voedselrijke, stikstofarme, kalkrijke grond (mergel).
Groeiplaats - Grasland (kalkgrasland), langs spoorwegen (spoorbermen), bermen en kalkhellingen.
Bloeitijd - mei - juli
Hoogte - 0,20-0,70 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Een forse penwortel. Worteldiepte: 50 cm tot 1 meter.
Stengels/takken - De opstijgende tot rechtopstaande stengels zijn kaal of zacht behaard.
Bladeren - De bladeren staan dicht opeen aan de stengeltop. Ze zijn oneven geveerd met 13-27 langwerpig-eironde deelblaadjes van 3-8 mm breed.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen vormen samen langgesteelde, okselstandige trossen. De bloemtrossen zijn voor de bloei langwerpig-eirond. De bloemsteel is 1 mm lang. De bloemen zijn 1-1,4 cm lang en paarsroze met een rood gestreepte vlag en zeer korte zwaarden. De kelktanden zijn twee tot vier keer zo lang als de kelkbuis. Van de tien meeldraden zijn de bovenste aan de voet vrij en in het midden met de andere meeldraden vergroeid.
Vruchten - Een doosvrucht, die niet openspringt. De peulen zijn vrij klein (5-8 mm), halfrond en bezet met stekels. Ze bevatten één zaadje en worden verspreid als een klit. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, warme plaatsen op droge tot matig vochtige, matig voedselrijke, stikstofarme, kalkrijke grond (mergel).
Groeiplaats - Grasland (kalkgrasland), langs spoorwegen (spoorbermen), bermen en kalkhellingen.
Familie: Fabaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: kalkgraslanden