Ecologie & verspreiding
Dit is een 20-50 cm hoge plant, waarvan de lip enigszins op een bij lijkt. De soort bloeit in mei en juni. De soort kwam vooral voor in kalkgraslanden in Zuid-Limburg, maar wordt de laatste decennia in toenemende mate ook in het westen van Nederland gevonden. Hier groeit deze orchidee in wegbermen, langs sloten en op industrieterreinen.
Dit is een 20-50 cm hoge plant, waarvan de lip enigszins op een bij lijkt. De soort bloeit in mei en juni. De soort kwam vooral voor in kalkgraslanden in Zuid-Limburg, maar wordt de laatste decennia in toenemende mate ook in het westen van Nederland gevonden. Hier groeit deze orchidee in wegbermen, langs sloten en op industrieterreinen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juni - juli
Hoogte - 0,20-0,50 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 10 cm.
Stengels/takken - Een rechtopstaande stengel.
Bladeren - De bladen zijn eirond tot lancetvormig.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zijn 1-1,3 cm en groeien met twee tot elf bijeen in slanke, losse aren. De buitenste bloemdekbladen zijn wit, roze of roodachtig. De lip is drielobbig, donkerpurper met gele tekeningen, aan de voet van de middenlob met twee kleine glanzende uitsteeksels, aan de top met een naar achteren gericht aanhangseltje en met teruggebogen, van onderen samenneigende, behaarde zijlobben. De binnenste schildvormige bloemdekbladen zijn groen of roodachtig en behaard.
Vruchten - Een doosvrucht. Meestal treedt er zelfbestuiving op. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige, soms licht beschaduwde plaatsen op matig droge tot matig vochtige, voedselarme tot matig voedselrijke, kalkrijke, relatief humusarme grond (klei, leem en zand, zeer zelden op veen). Ook in iets brak milieu.
Groeiplaats - Struwelen, bosranden, kapvlakten, opgespoten grond met struweel van Grauwe wilg, begraafplaatsen, bermen, langs spoorwegen, afgravingen, grasland (kalkgrasland en hooiland langs kreken), waterkanten (slootkanten), op kalk bij kalkovens, industrieterreinen in de mijnstreek (aan de rand van berken- en wilgenopslag), mijnsteenbergen en zeeduinen.
Bloeitijd - juni - juli
Hoogte - 0,20-0,50 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 10 cm.
Stengels/takken - Een rechtopstaande stengel.
Bladeren - De bladen zijn eirond tot lancetvormig.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zijn 1-1,3 cm en groeien met twee tot elf bijeen in slanke, losse aren. De buitenste bloemdekbladen zijn wit, roze of roodachtig. De lip is drielobbig, donkerpurper met gele tekeningen, aan de voet van de middenlob met twee kleine glanzende uitsteeksels, aan de top met een naar achteren gericht aanhangseltje en met teruggebogen, van onderen samenneigende, behaarde zijlobben. De binnenste schildvormige bloemdekbladen zijn groen of roodachtig en behaard.
Vruchten - Een doosvrucht. Meestal treedt er zelfbestuiving op. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige, soms licht beschaduwde plaatsen op matig droge tot matig vochtige, voedselarme tot matig voedselrijke, kalkrijke, relatief humusarme grond (klei, leem en zand, zeer zelden op veen). Ook in iets brak milieu.
Groeiplaats - Struwelen, bosranden, kapvlakten, opgespoten grond met struweel van Grauwe wilg, begraafplaatsen, bermen, langs spoorwegen, afgravingen, grasland (kalkgrasland en hooiland langs kreken), waterkanten (slootkanten), op kalk bij kalkovens, industrieterreinen in de mijnstreek (aan de rand van berken- en wilgenopslag), mijnsteenbergen en zeeduinen.
Familie: Orchidaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: kalkgraslanden