Ecologie & verspreiding
Aapjesorchis prefereert zonnige tot iets beschaduwde , droge tot matig vochtige, voedselarme, kalkrijke bodems. Ze groeit in de duinen, kalkgraslanden, open bosranden en struwelen. Noordelijk reikt het deelareaal van het licht verbrokkelde Europese verspreidingsgebied tot in Nederland. De plant is zeer zeldzaam in Zuid-Limburg en in de Hollandse duinen. De 1e vondst van deze soort dateert uit 1905 uit de duinen bij Scheveningen en is indertijd verzameld voor een herbarium. Het heeft lang geduurd voordat er weer een melding van de Aapjesorchis werd gedaan en wel uit Zuid-Limburg, waar ze sinds die tijd op meerdere plekken is aangetroffen. De wortelrozetten worden al in de winter aangelegd en zijn vorstgevoelig wat de soort kwetsbaar maakt in onze regionen. Bestuiving geschiedt door korttongige bijen en vliegen. Aapjesorchis is onmiskenbaar, niet alleen door de bouw van de bloem maar ook door het feit dat de bolvormige bloeiwijze van boven naar beneden bloeit i.t.t. tot al onze andere soorten.
Aapjesorchis prefereert zonnige tot iets beschaduwde , droge tot matig vochtige, voedselarme, kalkrijke bodems. Ze groeit in de duinen, kalkgraslanden, open bosranden en struwelen. Noordelijk reikt het deelareaal van het licht verbrokkelde Europese verspreidingsgebied tot in Nederland. De plant is zeer zeldzaam in Zuid-Limburg en in de Hollandse duinen. De 1e vondst van deze soort dateert uit 1905 uit de duinen bij Scheveningen en is indertijd verzameld voor een herbarium. Het heeft lang geduurd voordat er weer een melding van de Aapjesorchis werd gedaan en wel uit Zuid-Limburg, waar ze sinds die tijd op meerdere plekken is aangetroffen. De wortelrozetten worden al in de winter aangelegd en zijn vorstgevoelig wat de soort kwetsbaar maakt in onze regionen. Bestuiving geschiedt door korttongige bijen en vliegen. Aapjesorchis is onmiskenbaar, niet alleen door de bouw van de bloem maar ook door het feit dat de bolvormige bloeiwijze van boven naar beneden bloeit i.t.t. tot al onze andere soorten.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - juni
Hoogte - 0,30-0,40 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Twee ongedeelde, bijna bolronde knollen.
Stengels/takken - Een rechte of iets bochtige, enigszins kantige stengel, die door de bovenste bladeren wordt omsloten.
Bladeren - De drie tot vijf grondstandige bladen zijn langwerpig-lancetvormig of eirond, vrij vlak, glanzend en niet gevlekt. De onderste bladeren staan schuin omhoog. Onderaan groeien enkele kleine, schedevormige bladen.
Bloemen - Tweeslachtig (een plant met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Een dichte, bolvormige aar. De bovenste bloemen komen eerder in bloei dan de onderste. De drielobbige, 1,4-1,6 cm lange bloemen zijn vuilwit of rozeachtig met vrij vage, paarse vlekjes. De middenlob is tweespletig met een tandje in de uitgerande top. De zijslippen en de twee lobben van de middenslip van de lip zijn paarsrood, bijna draadvormig en omgekruld. De omlaag gerichte spoor is rolrond. De andere bloemdekbladen staan omhoog en lijken samen iets op een muts.
Vruchten - Een doosvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige of soms licht beschuwde plaatsen op droge tot matig vochtige, stikstofarme en matig voedselarme, kalkrijke, maar soms kalkarme grond (löss, leem, mergel en duinzand).
Groeiplaats - Grasland (onbemest kalkgrasland, grazige kalkhellingen en beek- en rivierbegeleidend hooiland), lichte bossen (lichte bossen), bosranden, struwelen (open plaatsen en struweelranden) en zeeduinen. Vooral in berg- en heuvelgebieden.
Bloeitijd - mei - juni
Hoogte - 0,30-0,40 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Twee ongedeelde, bijna bolronde knollen.
Stengels/takken - Een rechte of iets bochtige, enigszins kantige stengel, die door de bovenste bladeren wordt omsloten.
Bladeren - De drie tot vijf grondstandige bladen zijn langwerpig-lancetvormig of eirond, vrij vlak, glanzend en niet gevlekt. De onderste bladeren staan schuin omhoog. Onderaan groeien enkele kleine, schedevormige bladen.
Bloemen - Tweeslachtig (een plant met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Een dichte, bolvormige aar. De bovenste bloemen komen eerder in bloei dan de onderste. De drielobbige, 1,4-1,6 cm lange bloemen zijn vuilwit of rozeachtig met vrij vage, paarse vlekjes. De middenlob is tweespletig met een tandje in de uitgerande top. De zijslippen en de twee lobben van de middenslip van de lip zijn paarsrood, bijna draadvormig en omgekruld. De omlaag gerichte spoor is rolrond. De andere bloemdekbladen staan omhoog en lijken samen iets op een muts.
Vruchten - Een doosvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige of soms licht beschuwde plaatsen op droge tot matig vochtige, stikstofarme en matig voedselarme, kalkrijke, maar soms kalkarme grond (löss, leem, mergel en duinzand).
Groeiplaats - Grasland (onbemest kalkgrasland, grazige kalkhellingen en beek- en rivierbegeleidend hooiland), lichte bossen (lichte bossen), bosranden, struwelen (open plaatsen en struweelranden) en zeeduinen. Vooral in berg- en heuvelgebieden.
Familie: Orchidaceae
Groep: E
Status: Rode Lijst: Gevoelig
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: kalkgraslanden