Knikkende vogelmelk

Ornithogalum nutans


© Hanneke Waller

Ecologie & verspreiding
Knikkende vogelmelk groeit op licht beschaduwde, meestal grazige plekken op vochtige, humeuze, doorgaans kalkhoudende, voedselrijke zand- en kleigrond. Zij staat in parken, landgoedbossen, boomgaarden, graslanden, oude tuinen, aan heggen, op kerkhoven, stadswallen en in andere stinzenmilieus. In Nederland komt Knikkende vogelmelk als stinzenplant vrij zeldzaam voor in de kalkrijke duinen aan de binnenduinrand, langs de Utrechtse Vecht, op Texel, in Noord- en West-Friesland en West-Groningen. Elders is zij zeer zeldzaam. Knikkende vogelmelk komt oorspronkelijk uit Bulgarije, het oosten van Griekenland, het westen van Turkije en mogelijk een deel van Italië. Als sierplant is zij elders ingevoerd en ingeburgerd. Omstreeks 1600 is zij in de Hortus in Leiden aangeplant, van waaruit ze zich over de stad verspreidde. Zij kan zich zowel door de vorming van nevenbollen als de vorming van zaad vermeerderen. Knikkende vogelmelk is in de handel verkrijgbaar.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - april - mei

Hoogte - 0,20-0,50 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een bol met nevenbollen.

Stengels/takken - De stengels zijn kaal.

Bladeren - De bladeren zijn grasachtig, breed lijnvormig en hebben van boven een witte hoogtestreep. De schutbladen zijn langer dan de bloemstelen.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De knikkende bloemen zitten in losbloemige, naar één kant gekeerde aarvormige trossen. Ze zijn klokvormig, wit, van buiten groenig en 2,6-4 cm. De buitenste drie meeldraden zijn korter dan de binnenste drie. Alle meeldraden of alleen de binnenste hebben drie toppen en aan beide kanten van de helmknop een tand.

Vruchten - Een doosvrucht. De zaden hebben een oliehoudend oppervlak. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Licht beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, humushoudende en vaak kalkhoudende grond (zand, zavel en klei).

Groeiplaats - Grasland (licht beschaduwde, grazige plaatsen), bossen (landgoedbossen), heggen, begraafplaatsen, parken, hellingen, wijngaarden, zeeduinen (binnenduinrand) en stadswallen.
Familie: Asparagaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: stinseplant
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website