Cranberry

Vaccinium macrocarpon


© Adrie van Heerden

Ecologie & verspreiding
Cranberry staat op zonnige, natte, stikstof- en voedselarme, humusrijke, zwak zure tot zure zand- en veenbodems. Ze groeit in oude, natte duinvalleien die ’s winters onder water staan, op natte heiden en in borstelgraslanden, in moerasbossen, aan de randen van hoogveen en in laagveenmoerassen met beginnende hoogveenontwikkeling. De wintergroene plant stamt oorspronkelijk uit het oosten van Noord-Amerika en is ingeburgerd in Groot-Brittannië, Nederland en Duitsland. De soort is vrij algemeen op de Waddeneilanden, vrij zeldzaam in Drenthe, zeldzaam in de laagveengebieden en is elders zeer zeldzaam. Cranberry is goed van Kleine veenbes te onderscheiden door de anders gevormde bladeren en doordat de bloeiwijze vaak overtopt wordt door de doorgroeiende stengels. Deze veel bladstrooisel producerende Veenbes wordt door insecten bestoven, de bessen worden gegeten en de niet verteerde zaden worden uitgescheiden en zo verspreid. De bessen zijn rijk aan vitamine C en citroenzuur en worden gebruikt voor compote en bij drankbereiding.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - augustus

Hoogte - 0,50-1,00 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Alleen aan de voet groeien  bijwortels.

Stengels/takken - De liggende stengels richten zich aan de top op.

Bladeren - De wintergroene bladen zijn 0,6-2 cm, langwerpig of elliptisch en stomp. Ze hebben een niet of weinig omgerolde rand. Van onderen zijn ze bleek blauwgroen. De  steelblaadjes van de bloemstelen zijn groter dan van Kleine veenbes (boven het midden van de steel).

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De roze bloemen (0,8-1,6 cm) groeien met één tot vijf bij elkaar in trossen aan korte takjes, aan de top met bladeren.

Vruchten - Een bes. De rode bessen worden tot 2 cm in doorsnee. Ze zijn zwak zuur en eetbaar. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige plaatsen op natte, voedselarme, zwak zure tot zure grond (zand en veen).

Groeiplaats - Zeeduinen (duinvalleien), heide (natte heide) en moerassen (randen van hoogveen en laagveenmoerassen met beginnende hoogveenontwikkeling).
Familie: Ericaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: natte heiden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website