Ecologie & verspreiding
Dunstaart staat op open, zonnige, vaak min of meer verstoorde plekken op natte, matig voedselrijke, matig stikstofarme, zilte, bij voorkeur slibhoudende zandgrond waar het zoutgehalte sterk wisselt. De grijsgroene plant groeit op kwelders, bij vloedmerkgordels, aan de voet van lage duintjes op strandvlakten, op niet geheel van de zee afgesloten strandvlakten en op binnendijkse, zoute plekken. Het areaal van deze kustplant omvat de kusten van West-Europa, van Portugal tot Zuid-Schotland en Zuid-Zweden en komt ook voor hier en daar langs de Middellandse Zee. In Nederland is ze plaatselijk algemeen in Zeeland en de Zeeuwse kust, zeldzaam in het Waddengebied en zeer zeldzaam in de Hollandse duinen, in laagveengebieden en aan de Friese IJsselmeerkust. Deze lichtminnaar wordt buiten de bloeitijd vaak over het hoofd gezien, zeker in gesloten begroeiingen, maar massabestanden vallen op door de eigenaardige grijsviolette kleur van de vegetatie. Vegetatieve herkenning is altijd mogelijk door de unieke geelachtige wortels.
Dunstaart staat op open, zonnige, vaak min of meer verstoorde plekken op natte, matig voedselrijke, matig stikstofarme, zilte, bij voorkeur slibhoudende zandgrond waar het zoutgehalte sterk wisselt. De grijsgroene plant groeit op kwelders, bij vloedmerkgordels, aan de voet van lage duintjes op strandvlakten, op niet geheel van de zee afgesloten strandvlakten en op binnendijkse, zoute plekken. Het areaal van deze kustplant omvat de kusten van West-Europa, van Portugal tot Zuid-Schotland en Zuid-Zweden en komt ook voor hier en daar langs de Middellandse Zee. In Nederland is ze plaatselijk algemeen in Zeeland en de Zeeuwse kust, zeldzaam in het Waddengebied en zeer zeldzaam in de Hollandse duinen, in laagveengebieden en aan de Friese IJsselmeerkust. Deze lichtminnaar wordt buiten de bloeitijd vaak over het hoofd gezien, zeker in gesloten begroeiingen, maar massabestanden vallen op door de eigenaardige grijsviolette kleur van de vegetatie. Vegetatieve herkenning is altijd mogelijk door de unieke geelachtige wortels.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juni - juli
Hoogte - 0,05-0,30(-0,50) m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Gele wortels.
Stengels/takken - Op open plekjes vormen de stengels dichte matjes van vertakte stengels met een liggende voet, in meer gesloten vegetatie is er vaak maar één rechtopstaande en niet vertakte stengel.
Bladeren - De kale, grijsgroene, tot 2½ mm brede bladeren zijn vlak of ingerold. Het tongetje wordt tot één mm lang en is in het midden zeer kort. Aan beide kanten of aan een van beide kanten zit vaak een tand.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De aar bestaat uit twee rijen, is recht of zwak gekromd en wordt 1-1½ mm breed en 4-7 mm lang. Voor het opengaan is de aar cilindervormig (het lijkt dan net een stengel). Elk aartje bevat één bloem, die verscholen is in een uitholling van de aaras en afgedekt wordt door de twee kelkkafjes, die naast elkaar op de aaras zitten. Vlak onder ieder aartje heeft de aaras een gewricht. De kelkkafjes zijn smal, spits en allemaal ongeveer even lang. Verder hebben ze een scherpe punt, drie of vijf nerven en zijn even lang als het hele aartje. De grote helmknoppen zijn wit.
Vruchten - Een graanvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige, open, vaak min of meer verstoorde plaatsen op natte, matig voedselrijke, zilte zandgrond. Vooral op plaatsen met een sterk wisselend zoutgehalte.
Groeiplaats - Kwelders (hoge schorren), vloedmerkgordels, zeeduinen (niet geheel van de zee afgesloten strandvlakten, aan de voet van lage duintjes op strandvlakten) en binnendijkse, zilte plekken.
Bloeitijd - juni - juli
Hoogte - 0,05-0,30(-0,50) m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Gele wortels.
Stengels/takken - Op open plekjes vormen de stengels dichte matjes van vertakte stengels met een liggende voet, in meer gesloten vegetatie is er vaak maar één rechtopstaande en niet vertakte stengel.
Bladeren - De kale, grijsgroene, tot 2½ mm brede bladeren zijn vlak of ingerold. Het tongetje wordt tot één mm lang en is in het midden zeer kort. Aan beide kanten of aan een van beide kanten zit vaak een tand.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De aar bestaat uit twee rijen, is recht of zwak gekromd en wordt 1-1½ mm breed en 4-7 mm lang. Voor het opengaan is de aar cilindervormig (het lijkt dan net een stengel). Elk aartje bevat één bloem, die verscholen is in een uitholling van de aaras en afgedekt wordt door de twee kelkkafjes, die naast elkaar op de aaras zitten. Vlak onder ieder aartje heeft de aaras een gewricht. De kelkkafjes zijn smal, spits en allemaal ongeveer even lang. Verder hebben ze een scherpe punt, drie of vijf nerven en zijn even lang als het hele aartje. De grote helmknoppen zijn wit.
Vruchten - Een graanvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige, open, vaak min of meer verstoorde plaatsen op natte, matig voedselrijke, zilte zandgrond. Vooral op plaatsen met een sterk wisselend zoutgehalte.
Groeiplaats - Kwelders (hoge schorren), vloedmerkgordels, zeeduinen (niet geheel van de zee afgesloten strandvlakten, aan de voet van lage duintjes op strandvlakten) en binnendijkse, zilte plekken.
Familie: Poaceae
Groep: E
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: hoge kwelders