Ecologie & verspreiding
Ruw beemdgras staat op zonnige tot beschaduwde, open tot grazige, matig voedselrijke tot zeer voedselrijke, vochtige tot natte, stikstofrijke, zwak zure tot kalkhoudende, vaak enigszins verstoorde en humeuze zand-, zavel-, klei- en veengrond en op stenige plaatsen. Ze is droogtegevoelig, maar verdraagt langdurige, winterse overstromingen goed. De overblijvende en zeer variabele plant heeft een breed scala van groeiplaatsen. Ze staat zowel aan waterkanten en in rietlanden, op oeverwallen in het zoetwatergetijdengebied, in diverse bostypen, langs boszomen, bospaden en in bermen, in natte bosjes, struwelen en onder heggen, als in ruigten, op verslempte akkers en op omgewerkte grond, in wei- en hooilanden en uiterwaarden. Verder in duinvalleien en bij zeedorpen, in veenmoerassen en op kwelplekken, in greppels en op stortplaatsen, op zand- en puinhopen en op diverse andere ruderale plekken. Het taxon stamt oorspronkelijk uit Europa, Noord-Afrika en West-Azië en staat nu als cultuurvolger overal in de gematigde en koelere streken van het Noordelijke Halfrond.
Ruw beemdgras staat op zonnige tot beschaduwde, open tot grazige, matig voedselrijke tot zeer voedselrijke, vochtige tot natte, stikstofrijke, zwak zure tot kalkhoudende, vaak enigszins verstoorde en humeuze zand-, zavel-, klei- en veengrond en op stenige plaatsen. Ze is droogtegevoelig, maar verdraagt langdurige, winterse overstromingen goed. De overblijvende en zeer variabele plant heeft een breed scala van groeiplaatsen. Ze staat zowel aan waterkanten en in rietlanden, op oeverwallen in het zoetwatergetijdengebied, in diverse bostypen, langs boszomen, bospaden en in bermen, in natte bosjes, struwelen en onder heggen, als in ruigten, op verslempte akkers en op omgewerkte grond, in wei- en hooilanden en uiterwaarden. Verder in duinvalleien en bij zeedorpen, in veenmoerassen en op kwelplekken, in greppels en op stortplaatsen, op zand- en puinhopen en op diverse andere ruderale plekken. Het taxon stamt oorspronkelijk uit Europa, Noord-Afrika en West-Azië en staat nu als cultuurvolger overal in de gematigde en koelere streken van het Noordelijke Halfrond.
Determinatie
Determinatiehulp Grassensleutel
Determinatiehulp Grassensleutel
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - juli
Hoogte - 0,40-1,00 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Geen wortelstokken. Worteldiepte tot 20 cm.
Stengels/takken - De stengels zijn bovenaan ruw. Ze vormen dunne, bovengrondse uitlopers. Ruw beemdgras groeit in losse pollen.
Bladeren - De onderkant van de bladeren is glanzend. De vrij tere bladeren worden in de richting van de kapvormige top geleidelijk smaller. De bladscheden zijn ruw en gekield. De tongetjes van de bloeistengels zijn een ½ tot 1 cm lang. Die van de niet-bloeiende stengels zijn minder dan 1 mm lang en omvatten als een kokertje de stengel. Ze zijn schuin afgesneden.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze staat rechtop of knikt aan de top. Verder is de bloeiwijze breed en los. De aartjes bevatten 2 tot 5 bloemen. De kafjes hebben een iets naar binnen gebogen top.
Vruchten - Een graanvrucht. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige tot beschaduwde, grazige tot open plaatsen op vochtige tot natte, matig voedselrijke tot zeer voedselrijke, zwak zure tot kalkhoudende, vaak enigszins verstoorde grond (zand, leem, zavel, klei, veen en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Waterkanten, moerassen (rietland en oeverwallen in het zoetwatergetijdengebied), omgewerkte grond, bermen, grasland (weiland en hooiland), uiterwaarden, bossen (loofbossen, beek- en rivierbegeleidende bossen en langs bospaden), natte bosjes, bosranden, heggen, struwelen, nieuwe bosaanplant, ruigten, zeeduinen, puinhopen, stortplaatsen en verslempte akkers.
Bloeitijd - mei - juli
Hoogte - 0,40-1,00 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Geen wortelstokken. Worteldiepte tot 20 cm.
Stengels/takken - De stengels zijn bovenaan ruw. Ze vormen dunne, bovengrondse uitlopers. Ruw beemdgras groeit in losse pollen.
Bladeren - De onderkant van de bladeren is glanzend. De vrij tere bladeren worden in de richting van de kapvormige top geleidelijk smaller. De bladscheden zijn ruw en gekield. De tongetjes van de bloeistengels zijn een ½ tot 1 cm lang. Die van de niet-bloeiende stengels zijn minder dan 1 mm lang en omvatten als een kokertje de stengel. Ze zijn schuin afgesneden.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze staat rechtop of knikt aan de top. Verder is de bloeiwijze breed en los. De aartjes bevatten 2 tot 5 bloemen. De kafjes hebben een iets naar binnen gebogen top.
Vruchten - Een graanvrucht. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige tot beschaduwde, grazige tot open plaatsen op vochtige tot natte, matig voedselrijke tot zeer voedselrijke, zwak zure tot kalkhoudende, vaak enigszins verstoorde grond (zand, leem, zavel, klei, veen en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Waterkanten, moerassen (rietland en oeverwallen in het zoetwatergetijdengebied), omgewerkte grond, bermen, grasland (weiland en hooiland), uiterwaarden, bossen (loofbossen, beek- en rivierbegeleidende bossen en langs bospaden), natte bosjes, bosranden, heggen, struwelen, nieuwe bosaanplant, ruigten, zeeduinen, puinhopen, stortplaatsen en verslempte akkers.
Familie: Poaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: storingsmilieus