Ecologie & verspreiding
Weegbree fonteinkruid staat in zonnig, stilstaand tot rustig stromend, koel en ondiep, kalkrijk en voedselarm, helder en niet verontreinigd, zoet tot brak water boven een zand- of kleibodem. Deze pionier is zeer gevoelig voor fosfaat, ammoniak en verontreiniging en staat daarom graag op plaatsen met kalkrijke kwel of opwellend, diep grondwater dat zorgt voor een gelijkmatige temperatuur en het neerslaan van fosfaat. Ze overwintert met winterknoppen en met ondergedoken bladeren en groeit in moerassen en inlagen, in sloten en meren, in duinmeertjes, plasjes en daar gegraven poeltjes. Ze heeft een sterk verbrokkeld areaal in het Middellandse Zeegebied en in Midden- en West-Europa, een van die verbrokkelde delen omvat Nederland. De soort is tegenwoordig zeer zeldzaam in duinplassen en –poelen op Voorne en Texel, maar is in het verleden ook op enkele andere plaatsen in ons land waargenomen. Dit Fonteinkruid is overal in de omringde landen sterk achteruitgegaan door de toegenomen eutrofiëring en vervuiling.
Weegbree fonteinkruid staat in zonnig, stilstaand tot rustig stromend, koel en ondiep, kalkrijk en voedselarm, helder en niet verontreinigd, zoet tot brak water boven een zand- of kleibodem. Deze pionier is zeer gevoelig voor fosfaat, ammoniak en verontreiniging en staat daarom graag op plaatsen met kalkrijke kwel of opwellend, diep grondwater dat zorgt voor een gelijkmatige temperatuur en het neerslaan van fosfaat. Ze overwintert met winterknoppen en met ondergedoken bladeren en groeit in moerassen en inlagen, in sloten en meren, in duinmeertjes, plasjes en daar gegraven poeltjes. Ze heeft een sterk verbrokkeld areaal in het Middellandse Zeegebied en in Midden- en West-Europa, een van die verbrokkelde delen omvat Nederland. De soort is tegenwoordig zeer zeldzaam in duinplassen en –poelen op Voorne en Texel, maar is in het verleden ook op enkele andere plaatsen in ons land waargenomen. Dit Fonteinkruid is overal in de omringde landen sterk achteruitgegaan door de toegenomen eutrofiëring en vervuiling.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - augustus
Hoogte - 0,30-0,60 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - De wortelstok is vertakt.
Stengels/takken - De stengels zijn niet vertakt en worden zelden langer dan een ½ m.
Bladeren - De vaak rossige bladeren zijn meestal doorschijnend, niet leerachtig en netvormig geaderd. De ondergedoken bladeren zijn langwerpig, hebben een geleidelijk versmalde voet, een gave, niet gekroesde rand en een vrij stompe top. De drijvende bladeren zitten dicht en vaak rozetachtig bij lekaar. Ze zijn eirond tot langwerpig-eirond. Bij de voet zijn ze het breedst. Ze hebben een afgerond-driehoekige top en een kort wigvormige, afgeknotte of iets hartvormige voet. Ze zijn 2 tot 4 keer zo lang als de bladsteel.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zijn groenig. De aarstelen zijn slank en niet verdikt.
Vruchten - Een steenvrucht. De groenachtige vruchten zijn 1½ tot 2 mm lang. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, soms licht beschduwde plaatsen in zeer helder, ondiep, matig voedselarm tot matig voedselrijk, stilstaand of soms vrij snel stromend, kalkrijk of zwak brak water (zand en leem).
Groeiplaats - Water (kwelplassen in de duinen, poelen in inlagen, sloten, beken en ijle oevervegetaties) en moerassen (dichtgroeiende kalkmoerassen).
Bloeitijd - mei - augustus
Hoogte - 0,30-0,60 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - De wortelstok is vertakt.
Stengels/takken - De stengels zijn niet vertakt en worden zelden langer dan een ½ m.
Bladeren - De vaak rossige bladeren zijn meestal doorschijnend, niet leerachtig en netvormig geaderd. De ondergedoken bladeren zijn langwerpig, hebben een geleidelijk versmalde voet, een gave, niet gekroesde rand en een vrij stompe top. De drijvende bladeren zitten dicht en vaak rozetachtig bij lekaar. Ze zijn eirond tot langwerpig-eirond. Bij de voet zijn ze het breedst. Ze hebben een afgerond-driehoekige top en een kort wigvormige, afgeknotte of iets hartvormige voet. Ze zijn 2 tot 4 keer zo lang als de bladsteel.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zijn groenig. De aarstelen zijn slank en niet verdikt.
Vruchten - Een steenvrucht. De groenachtige vruchten zijn 1½ tot 2 mm lang. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, soms licht beschduwde plaatsen in zeer helder, ondiep, matig voedselarm tot matig voedselrijk, stilstaand of soms vrij snel stromend, kalkrijk of zwak brak water (zand en leem).
Groeiplaats - Water (kwelplassen in de duinen, poelen in inlagen, sloten, beken en ijle oevervegetaties) en moerassen (dichtgroeiende kalkmoerassen).
Familie: Potamogetonaceae
Groep: E
Status: Rode Lijst: Gevoelig
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: voedselrijke wateren