Ecologie & verspreiding
Liggende ganzerik is een soort van open natte, 's zomers droogvallende, voedselrijke grond aan rivieroevers en daarop lijkende plekken met omgewerkte grond. De bloemen zijn kleiner en fletser dan bij andere ganzerik-soorten en daardoor minder opvallend. Ook buiten de grote rivieren wordt Liggende ganzerik af en toe gevonden op uitdrogende grond, zoals bijvoorbeeld in de omgeving van Lelystad op kleiïge plekken. Er is sprake van een gestage uitbreiding: van 41 atlasblokken (voor 1950) en 83 atlasblokken (periode 1950-1980) naar 164 atlasblokken (na 1980). Vindplaatsen buiten het rivierengebied zijn voornamelijk van na 1980! Liggende ganzerik is in ons land samen met Zilverschoon de enige ganzerik-soort met veervormige bladen: bij de andere soorten uit dit geslacht zijn de bladen handvormig samengesteld.
Liggende ganzerik is een soort van open natte, 's zomers droogvallende, voedselrijke grond aan rivieroevers en daarop lijkende plekken met omgewerkte grond. De bloemen zijn kleiner en fletser dan bij andere ganzerik-soorten en daardoor minder opvallend. Ook buiten de grote rivieren wordt Liggende ganzerik af en toe gevonden op uitdrogende grond, zoals bijvoorbeeld in de omgeving van Lelystad op kleiïge plekken. Er is sprake van een gestage uitbreiding: van 41 atlasblokken (voor 1950) en 83 atlasblokken (periode 1950-1980) naar 164 atlasblokken (na 1980). Vindplaatsen buiten het rivierengebied zijn voornamelijk van na 1980! Liggende ganzerik is in ons land samen met Zilverschoon de enige ganzerik-soort met veervormige bladen: bij de andere soorten uit dit geslacht zijn de bladen handvormig samengesteld.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juni - september
Hoogte - 0,05-0,45 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De meestal liggende, maar soms opstijgende stengels wortelen niet. Ze zijn afstaand behaard.
Bladeren - De bladeren zijn 3- tot 7-tallig geveerd. De langwerpige deelblaadjes zijn diep gezaagd tot veerspletig en groen aan de onderkant.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien in de bladoksels en in bebladerde bijschermen aan de top van de stengel. Ze zijn 0,5 tot 1 cm in doorsnee. De lichtgele kroonbladen zijn duidelijk korter dan de kelkbladen. Na de bloei buigen de bloemstelen naar beneden.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen (pionier) op vochtige tot natte, 's zomers droogvallende, matig voedselarme tot matig voedselrijke, soms iets zilte grond (klei en zand).
Groeiplaats - Uiterwaarden, waterkanten (open gewoeld zand en klei langs rivieroevers), afgravingen (klei- en zandgaten in het winterbed van de rivieren) en omgewerkte grond.
Bloeitijd - juni - september
Hoogte - 0,05-0,45 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De meestal liggende, maar soms opstijgende stengels wortelen niet. Ze zijn afstaand behaard.
Bladeren - De bladeren zijn 3- tot 7-tallig geveerd. De langwerpige deelblaadjes zijn diep gezaagd tot veerspletig en groen aan de onderkant.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien in de bladoksels en in bebladerde bijschermen aan de top van de stengel. Ze zijn 0,5 tot 1 cm in doorsnee. De lichtgele kroonbladen zijn duidelijk korter dan de kelkbladen. Na de bloei buigen de bloemstelen naar beneden.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen (pionier) op vochtige tot natte, 's zomers droogvallende, matig voedselarme tot matig voedselrijke, soms iets zilte grond (klei en zand).
Groeiplaats - Uiterwaarden, waterkanten (open gewoeld zand en klei langs rivieroevers), afgravingen (klei- en zandgaten in het winterbed van de rivieren) en omgewerkte grond.
Familie: Rosaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: pionier op matig voedselarme, vochtige grond