Stengelloze sleutelbloem

Primula vulgaris


© Willem Braam

Ecologie & verspreiding
Stengelloze sleutelbloem groeit op licht beschaduwde plaatsen op matig droge tot vochtige, matig voedselrijke, zwak zure zand- en kleigrond, zavel en stenige plaatsen. Zij staat in bossen, parkbossen, binnenduinbossen, houtwallen, bosranden, struwelen, graslanden, langs waterkanten, bij buitenplaatsen en in andere stinzenmilieus. In Nederland is zij zeer zeldzaam in Noord-Drenthe en in de Hollandse en Zeeuwse duinen, waar zij deels gehybridiseerd is met cultuurplanten. Al in de zeventiende eeuw wordt zij bij Leiden en Haarlem als in het wild groeiende plant gemeld. In West-Brabant is zij wel verdwenen. Als gevolg van ruilverkaveling, ontwatering en beheerfoutjes zijn de nodige groeiplaatsen verloren gegaan. Daarom voert men herstelplannen, zoals in Drenthe, uit. Als regionale stinzenplant komt zij voor in stinzenmilieus in Friesland, het rivierengebied, Zuid-Limburg en de Vechtstreek. Stengelloze sleutelbloem is in de handel verkrijgbaar, zowel in de wilde-vorm als in cultuurvormen. Mogelijk als gevolg van verwildering vanuit tuinen is de soort recent toegenomen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - maart - mei

Hoogte - 0,05-0,15 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De stengels zijn kroezig tot wollig behaard.

Bladeren - De eironde bladeren zijn, geleidelijk in de steel versmald. Ze zijn fijn getand, van boven heldergroen en van onderen lichter van kleur en behaard.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De wortelstandige bloemen staan steeds afzonderlijk. De bloemstelen zijn 5 tot 12 cm lang. De bloemen zijn lichtgeel, 2 tot 4 cm groot en hebben meestal oranje vlekken in de keel. De kelk is nauw buisvormig en heeft lange, smalle en spitse tanden.

Vruchten - Een doosvrucht. De vrucht is korter dan de kelk. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Licht beschaduwde plaatsen op matig droge tot vochtige, matig voedselrijke, zwak zure grond (zand, zavel, klei en stenige plaatsen).

Groeiplaats - Bossen (landgoedbossen en beekdalbossen), hakhout, struwelen, klippen aan zee, waterkanten (in houtwallen langs beken en sloten) en zeeduinen (binnenduinbos, duinstruwelen en langs duinbeekjes).
Familie: Primulaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: droge, voedselrijke bossen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website