Ecologie & verspreiding
Klimopwaterranonkel komt verspreid voor op de pleistocene zandgronden:van noord Drenthe via Twente en Limburg tot west Brabant. Zij is lokaal vrij algemeen in zeer ondiep stromend water van kwelsloten, beekjes en kunstmatige bronnen (zoals sprengen langs de Veluwe of artesische bronnen in de Gelderse vallei). In de duinstreek is Klimopwaterranonkel bekend uit de omgeving van Schoorl. Hoewel de soort verdwenen is uit bepaalde gebieden (zoals oost Groningen) is er landelijk gezien geen duidelijke achteruitgang gemeten. Klimopwaterranonkel is een kleine plant die vaak groeit op plaatsen die in de zomer droogvallen; in die periode wordt zij gemakkelijk verdrongen door forse kruiden en grassen. De strategie van Klimopwaterranonkel om vroeg in het jaar te kiemen en zaad te zetten voorkomt dit. Ook later in het jaar kan zij snel reageren op het plotseling beschikbaar komen van kale bodem in de geschikte milieutypen.
Klimopwaterranonkel komt verspreid voor op de pleistocene zandgronden:van noord Drenthe via Twente en Limburg tot west Brabant. Zij is lokaal vrij algemeen in zeer ondiep stromend water van kwelsloten, beekjes en kunstmatige bronnen (zoals sprengen langs de Veluwe of artesische bronnen in de Gelderse vallei). In de duinstreek is Klimopwaterranonkel bekend uit de omgeving van Schoorl. Hoewel de soort verdwenen is uit bepaalde gebieden (zoals oost Groningen) is er landelijk gezien geen duidelijke achteruitgang gemeten. Klimopwaterranonkel is een kleine plant die vaak groeit op plaatsen die in de zomer droogvallen; in die periode wordt zij gemakkelijk verdrongen door forse kruiden en grassen. De strategie van Klimopwaterranonkel om vroeg in het jaar te kiemen en zaad te zetten voorkomt dit. Ook later in het jaar kan zij snel reageren op het plotseling beschikbaar komen van kale bodem in de geschikte milieutypen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - april - september
Hoogte - 0,05-0,25 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De korte stengels kruipen of zweven in het water. Ze wortelen op de knopen. Over hun hele lengte groeien zijstengels, die zich alleen aan de top oprichten.
Bladeren - De drijvende bladen zijn ondiep ingesneden, drie- of vijflobbig (het breedst aan de voet), lichtgroen en soms met een zwarte tekening.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De witte loemen zijn 3-6 mm. De kroonbladen staan schuin omhoog en zijn nauwelijks groter dan de min of meer afstaande kelkbladen. De bloembodem is kaal.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De vruchtjes zijn kaal. Het snaveltje bevindt zich iets onder de top. De vruchtsteel kromt zich sterk. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige plaatsen in ondiep, helder, stromend, matig voedselrijk, vaak kalkarm, zuurstofrijk, zoet of zwak brak water, meestal met een zandbodem, soms op veen, zelden op klei. Meestal in kwelzones van mineraalarm grondwater. Ook op plekken die tijdelijk droogvallen.
Groeiplaats - Brongebieden, water en waterkanten (droogvallende plassen, beekjes, sprengen, sloten, met name kwelsloten en nieuwe greppels en poelen) en grasland (open plaatsen in nat grasland, bijv. in trapgaten van vee).
Bloeitijd - april - september
Hoogte - 0,05-0,25 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De korte stengels kruipen of zweven in het water. Ze wortelen op de knopen. Over hun hele lengte groeien zijstengels, die zich alleen aan de top oprichten.
Bladeren - De drijvende bladen zijn ondiep ingesneden, drie- of vijflobbig (het breedst aan de voet), lichtgroen en soms met een zwarte tekening.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De witte loemen zijn 3-6 mm. De kroonbladen staan schuin omhoog en zijn nauwelijks groter dan de min of meer afstaande kelkbladen. De bloembodem is kaal.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De vruchtjes zijn kaal. Het snaveltje bevindt zich iets onder de top. De vruchtsteel kromt zich sterk. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige plaatsen in ondiep, helder, stromend, matig voedselrijk, vaak kalkarm, zuurstofrijk, zoet of zwak brak water, meestal met een zandbodem, soms op veen, zelden op klei. Meestal in kwelzones van mineraalarm grondwater. Ook op plekken die tijdelijk droogvallen.
Groeiplaats - Brongebieden, water en waterkanten (droogvallende plassen, beekjes, sprengen, sloten, met name kwelsloten en nieuwe greppels en poelen) en grasland (open plaatsen in nat grasland, bijv. in trapgaten van vee).
Familie: Ranunculaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: voedselrijke wateren