Grote ratelaar

Rhinanthus angustifolius


© Hanneke Waller

Ecologie & verspreiding
Grote ratelaar was vroeger in Nederland algemeen verspreid, met uitzondering van de zeekleigebieden in Zeeland en het noorden. Met name in vochtige hooilanden (Dotterbloemverbond) kwam dit kruid veel voor. Het werd gezien als een schadelijk (on)kruid omdat de soort een halfparasiet is op grassen. Tegenwoordig is Grote ratelaar in het landelijk gebied vrijwel afwezig. Drassige hooilanden in natuurreservaten en natuurontwikkeling terreinen vormen nu, samen met ecologisch beheerde bermen en slootkanten in stedelijke gebied, het belangrijkste verspreidingsgebied van Grote ratelaar. Grote ratelaar is te verwarren met Kleine ratelaar. Deze twee soorten groeien regelmatig samen, hoewel de laatste meestal op minder vochtige standplaatsen wordt aangetroffen. Tijdens de bloei is Grote ratelaar te herkennen aan de (meestal) blauwpaarse bovenlip in combinatie met opvallend licht gekleurde (bleke) schutbladen waarvan de onderste tanden sterk toegespitst zijn.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - oktober

Hoogte - 0,10-0,80 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte 10 tot 50 cm.

Stengels/takken - De rechtopstaande stengels kunen al dan niet vertakt zijn. Op de stengels zie je korte, zwarte streepjes. Ze zijn niet of weinig behaard.

Bladeren - De lijnvormige tot langwerpig-eivormige bladen zijn 2-5 mm breed. Ze zijn getand. De langwerpige schutbladen zijn veel bleker dan de stengelbladen. Ze zijn langer dan de kelken en hebben onderaan grote tanden.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemkelk is kaal of aan de rand behaard. De 1,6-2 cm grote bloemen zijn geel. Ze zijn zwak naar boven gebogen en de keel is gesloten. De bovenlip heeft donker blauwpaarse, zelden bijna witte tanden van ongeveer 2 mm. De stempel komt net buiten de bovenlip uit.

Vruchten - Een doosvrucht. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige plaatsen op vochtige tot natte, soms vrij droge, matig voedselarme tot matig voedselrijke, weinig of niet bemeste, zwak zure grond. Ook in zwak brak milieu (vrijwel alle grondsoorten, behalve zeeklei). Grote ratelaar is een halfparasiet en parasiteert op grassen.

Groeiplaats - Grasland (hooiland), bermen, dijken, langs spoorwegen (spoorbermen), zeeduinen (duinvalleien en laagblijvend duingrasland), grienden, waterkanten (slootkanten) en vroeger ook in akkers.
Familie: Orobanchaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: natte, bemeste graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website