Bosroos

Rosa arvensis


© Peter Meininger

Ecologie & verspreiding
Bosroos staat op licht beschaduwde, vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, matig stikstofrijke, zwak basische tot kalkrijke, vrij zware bodems met een milde humus. Het betreft mergel, leem, zavel, löss, rivier- en beekklei. Deze klimplant groeit in open loof- en naaldbossen, vooral aan bosranden, in heggen, in struwelen en langs holle wegen. In Nederland wordt de noordgrens van het verspreidingsgebied bereikt. De soort is zeldzaam in Zuid-Limburg dat binnen het gesloten areaal valt en is zeer zeldzaam elders. De blauwgroene Bosroos is gekarakteriseerd door de gaafrandige steunblaadjes en de tot een zuiltje vergroeide stijlen, dat duidelijk boven de bloemen en bottels uitsteekt. Ook de groenblijvende, slappe en lange takken zijn kenmerkend. De enige roos in ons land die ook een dergelijk zuiltje heeft is de Veelbloemige roos, die wordt aangeplant en ingeburgerd is. Deze heeft echter steunblaadjes met franjeachtige aanhangsels. De Bosroos kan meer schaduw verdragen dan de meeste andere rozen maar komt dan niet tot bloei.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - juli

Hoogte - 0,50-2,00 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De soepele, klimmende, boogvormige tot liggende, groene takken zijn kaal. Ze kunnen gaan wortelen. De verspreid staande stekels zijn vrij slank en zwak gebogen.

Bladeren - De bladeren zijn blauwgroen en bestaan meestal uit zeven deelblaadjes van 1-3 cm. Ze zijn gezaagd en langwerpig-eirond. De steunblaadjes hebben een gave rand.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De alleenstaande of hoogstens met vier bij elkaar staande bloemen zijn wit en 3-5 cm. De teruggeslagen kelkbladen hebben meestal met een gave rand of hebben enkele kleine zijslippen. Ze vallen af voordat de vrucht rijp is. De stijlen zijn vergroeid tot een zuiltje dat boven de meeldraden en later boven de bottel uitsteekt.

Vruchten - Een vlezige schijnvrucht. De donkerrode, bol- tot eivormige bottels zijn kaal en worden 1-1½ cm. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Meestal licht beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke, vrij zware, kalkrijke en leemrijke grond met een milde humus (mergel, leem, zavel, löss en rivier- of beekklei).

Groeiplaats - Bossen (lichte plekken in kalkrijke loofbossen), heggen, bosranden, struwelen op kalkhellingen en langs holle wegen.
Familie: Rosaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: kalkrijke bossen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website