Veldzuring

Rumex acetosa


© Valentine Kalwij

Ecologie & verspreiding
Veldzuring staat op zonnige, soms licht beschaduwde, matig voedselrijke tot voedselrijke, niet te zwaar bemeste, matig droge tot natte, grazige, meestal zwak zure bodems, die uit vrijwel alle grondsoorten kunnen bestaan. De overblijvende, tweehuizige plant groeit in wei- en hooilanden, in bermen en grasvelden, op open plekken in bossen, kapvlakten en op bospaden, op kiezelbanken bij de kust en in duingraslanden, op dijken en langs rivieren, beken, kanalen, vijvers en sloten. Ze stamt oorspronkelijk uit de koele en gematigde delen van Europa en Azië en is tegenwoordig ingeburgerd in Noord-Amerika, Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland en is zeer algemeen in Nederland. De bladeren van deze plant zijn rijk aan vitamine C en worden gebruikt in salades en bij de bereiding van zuringsoep. Vroeger werden de wortels gebruikt in leerlooierijen en werd er een rode kleurstof uit bereid. In magere tijden konden de gemalen nootjes gebruikt worden om er brood van te bakken.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juni

Hoogte - 0,50-1,00 m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, tweehuizig

Wortels - Een penwortel. Worteldiepte 10 cm tot meer dan 1 meter.

Stengels/takken - De rechtopstaande stengels hebben een zure smaak.

Bladeren - De langwerpig-eironde bladeren zijn pijlvormig, breder dan die van Geoorde zuring. Ze zijn hoogstens tot 6 keer zo lang als breed en niet gekroesd, maar de bladrand is wel enigszins gegolfd. De naar beneden wijzende voetslippen zijn zelden in tweeën gesplete. De bovenste bladeren zijn stengelomvattend, de wortelbladeren zijn lang gesteeld. Ze zijn vaak rood aangelopen.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Tweehuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op verschillende planten). De bloemen groeien in een losse, slanke pluim. De pluimtakken zie je meestal alleen of voor een deel met 2 bij elkaar. Ze zijn meestal niet vertakt en vaak rood tot donkerrood aangelopen. De bloemen zijn donkerrood of soms bijna witachtig-groen. De buitenste 3 bloemdekbladen zijn in de vruchttijd teruggeslagen, de binnenste 3 bloemdekbladen zijn 3 tot 4 mm, rondachtig of meer breed dan lang, niet getand en met een rode of groene knobbel aan de voet.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De vruchtkleppen zijn 3½ tot 5 mm en de glanzende, zwarte zaden zijn 1,8 tot 2,2 mm. De zaden zijn kortlevend (1-5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, soms licht beschaduwde plaatsen op matig vochtige tot natte, matig voedselrijke, niet te zwaar bemeste, meestal zwak zure, grazige grond (vrijwel alle grondsoorten).

Groeiplaats - Grasland (weiland, hooiland en grasvelden), bermen, bossen (open plaatsen in loofbossen en langs bospaden), waterkanten (beken, rivieren, vijvers, kanalen en sloten), kiezelbanken aan de kust, rotsrichels, dijken en zeeduinen (duinweiland).
Familie: Polygonaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: vochtige, bemeste graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website