Geoorde zuring

Rumex thyrsiflorus


© Niels Jeurink

Ecologie & verspreiding
Geoorde zuring staat op zonnige, matig droge tot matig vochtige, kalkhoudende en grazige, matig voedselrijke tot voedselrijke, ruige bodems van zand, zavel en rivierklei en mijdt zure grond. De overblijvende en tweehuizige plant groeit in vochtige, bemeste graslanden, in uiterwaardenweilanden, op braakliggende grond en in akkerranden, in bermen en ruigten, op rivieroevers en op rivier- en spoordijken. Het areaal omvat West-Siberië, Oost- en Midden-Europa (ontbreekt in Zuid-Europa) plus een deel van West-Europa en reikt in het westen net tot in Nederland. De soort is plaatselijk vrij algemeen in het rivierengebied en zeer zeldzaam in de duinen en op enige plekken op aangevoerde klei in het kustgebied. Geoorde zuring en Veldzuring lijken op elkaar en er bestaan tussenvormen (bastaarden?). Geoorde zuring bloeit later dan Veldzuring en er staan 2 of 3 pluimtakken op de knopen, bij Veldzuring slechts 1, verder zijn haar bladeren sterk gekroesd en de oortjes eindigen (vaak) in 2 of 3 punten.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - augustus

Hoogte - 0,50-1,00 m.

Geslachtsverdeling - éénslachtig, tweehuizig

Wortels - Een penwortel.

Stengels/takken -

Bladeren - De smalle, langwerpige, soms wel tien keer zo lang als brede bladeren hebben een sterk gekroesde rand. De bladvoeten hebben oortjes, die vaak in twee of drie punten uitlopen.

Bloemen - Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Tweehuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op verschillende planten). De roodachtige bloemen vormen samen een dichtbloemige pluim. De onderste pluimtakken staan met twee of drie op een knoop bij elkaar. Ze zijn sterk vertakt. Alle takken zijn bochtig of boogvormig omhoog gekromd.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De vruchtkleppen zijn kleiner dan die van Veldzuring (2½-3½ mm). De zaden zijn donkerbruin. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige plaatsen op matig vochtige tot matig droge, matig voedselrijke tot voedselrijke, kalkhoudende, grazige grond (zand, rivierklei en zavel).

Groeiplaats - Grasland (weiland, vochtig, bemest grasland en ruig grasland langs rivieren), bermen, ruigten, waterkanten (rivieroevers), rivierdijken en langs spoorwegen (spoordijken).
Familie: Polygonaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: vochtige, bemeste graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website