Ecologie & verspreiding
Sierlijke vetmuur is een pioniersoort en groeit op zonnige, open plaatsen op vochtige tot vrij natte, matig voedselarme, niet of weinig bemeste, kalkrijke en soms iets brakke zand-, leem-, veen- en stenige grond. Zij staat in natte duinvalleien, van de zee afgesnoerde strandvlakten, op zandplaten in ingedijkte zeearmen, met schelprijk zand opgespoten terreinen, in trilvenen, op open plekken in blauwgraslanden, lemige heide, tussen steenblokken van zeedijken, in voegen van vochtige muren en op in het water liggende balken. In Nederland is de soort plaatselijk vrij algemeen in het kustgebied, vrij zeldzaam in Flevoland en langs het IJsselmeer. Elders in Nederland is zij zeer zeldzaam. De achteruitgang van Sierlijke vetmuur is toe te schrijven aan ontwatering, bemesting en het dichtgroeien van haar vroegere groeiplaatsen. Sierlijke vetmuur is kensoort voor de Associatie van Strandduizendguldenkruid en Krielparnassia, een pioniergemeenschap van duinvalleien en strandvlakten.
Sierlijke vetmuur is een pioniersoort en groeit op zonnige, open plaatsen op vochtige tot vrij natte, matig voedselarme, niet of weinig bemeste, kalkrijke en soms iets brakke zand-, leem-, veen- en stenige grond. Zij staat in natte duinvalleien, van de zee afgesnoerde strandvlakten, op zandplaten in ingedijkte zeearmen, met schelprijk zand opgespoten terreinen, in trilvenen, op open plekken in blauwgraslanden, lemige heide, tussen steenblokken van zeedijken, in voegen van vochtige muren en op in het water liggende balken. In Nederland is de soort plaatselijk vrij algemeen in het kustgebied, vrij zeldzaam in Flevoland en langs het IJsselmeer. Elders in Nederland is zij zeer zeldzaam. De achteruitgang van Sierlijke vetmuur is toe te schrijven aan ontwatering, bemesting en het dichtgroeien van haar vroegere groeiplaatsen. Sierlijke vetmuur is kensoort voor de Associatie van Strandduizendguldenkruid en Krielparnassia, een pioniergemeenschap van duinvalleien en strandvlakten.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juli - september
Hoogte - 0,05-0,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Eén centraal wortelstelseltje.
Stengels/takken - De stengels liggen stervormig uitgespreid, met bundeltjes kleine bladeren in de bladoksels, waarmee de plant zichzelf kan stekken. De plant is polvormend.
Bladeren - De blaadjes zijn kort stekelpuntig. De middelste en bovenste blaadjes groeien in de oksels in een bundeltje bij elkaar. De bovenste blaadjes zijn veel korter dan de onderste.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De witte, 0,5 tot 1 cm grote bloemen zijn meestal 5-tallig (maar soms meer). De kroonbladen zijn 2 tot soms 3 keer zo lang als de kelkbladen. De meeldraden groeien in 1 of in 2 kransen van 5. De dunne, rechtopstaande bloemstelen worden tot 1 cm lang.
Vruchten - De doosvrucht is bijna rond en vijfkleppig. De donkerbruine, eivormige zaden zijn ongeveer 0,5 mm groot. De zaden zijn kortlevend (1-5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen (pionier) op vochtige tot vrij natte, matig voedselarme, niet of weinig bemeste, kalkrijke en soms iets brakke grond (zand, aangevoerd duinzand, leem, laagveen, trilveen en steenachtige plaatsen).
Groeiplaats - Zeeduinen (duinvalleien, van de zee afgesnoerde strandvlakten achter de zeeduinen en soms in duingrasland), aan de randen van schorren (kwelders), moerassen (trilveen en mosrijke, niet te dichte moerasvegetatie in beekdalen), waterkanten (op muren aan het water, b.v. sluismuren) en op in het water liggende balken, zandplaten, grasland (veenweiden en open plekken in blauwgrasland), heide (langs lemige heidepaadjes), met schelprijk zand opgespoten grond en tussen steenblokken van zeedijken (basaltglooiingen).
Bloeitijd - juli - september
Hoogte - 0,05-0,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Eén centraal wortelstelseltje.
Stengels/takken - De stengels liggen stervormig uitgespreid, met bundeltjes kleine bladeren in de bladoksels, waarmee de plant zichzelf kan stekken. De plant is polvormend.
Bladeren - De blaadjes zijn kort stekelpuntig. De middelste en bovenste blaadjes groeien in de oksels in een bundeltje bij elkaar. De bovenste blaadjes zijn veel korter dan de onderste.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De witte, 0,5 tot 1 cm grote bloemen zijn meestal 5-tallig (maar soms meer). De kroonbladen zijn 2 tot soms 3 keer zo lang als de kelkbladen. De meeldraden groeien in 1 of in 2 kransen van 5. De dunne, rechtopstaande bloemstelen worden tot 1 cm lang.
Vruchten - De doosvrucht is bijna rond en vijfkleppig. De donkerbruine, eivormige zaden zijn ongeveer 0,5 mm groot. De zaden zijn kortlevend (1-5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen (pionier) op vochtige tot vrij natte, matig voedselarme, niet of weinig bemeste, kalkrijke en soms iets brakke grond (zand, aangevoerd duinzand, leem, laagveen, trilveen en steenachtige plaatsen).
Groeiplaats - Zeeduinen (duinvalleien, van de zee afgesnoerde strandvlakten achter de zeeduinen en soms in duingrasland), aan de randen van schorren (kwelders), moerassen (trilveen en mosrijke, niet te dichte moerasvegetatie in beekdalen), waterkanten (op muren aan het water, b.v. sluismuren) en op in het water liggende balken, zandplaten, grasland (veenweiden en open plekken in blauwgrasland), heide (langs lemige heidepaadjes), met schelprijk zand opgespoten grond en tussen steenblokken van zeedijken (basaltglooiingen).
Familie: Caryophyllaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: pionier op matig voedselarme, vochtige grond