Ecologie & verspreiding
Kranssalie groeit op zonnige plekken op matig droge, matig voedselarme, kalkrijke grond, zoals zand, leem, zavel, mergel en stenige plaatsen. Zij staat in kalkgrasland, kalkrijke ruigten, kustduinen, bermen, op kale en stenige plaatsen, dijken, mijnsteenbergen, langs paden, spoorwegen en bij graanverwerkende bedrijven. In Nederland komt Kranssalie zeer zeldzaam voor in kalkgraslanden in Zuid-Limburg en in kalkrijke duingraslanden in de kalkrijke duinen vanaf Bergen zuidwaarts. Elders in Nederland komt de soort als graanadventief voor, maar houdt dan niet stand. De oorzaak van de achteruitgang van Kranssalie in Nederland is onbekend. Maar daar Kranssalie afkomstig is uit het oostelijk Middellandse Zeegebied en verder noordwaarts in Europa als adventiefplant en neofiet beschouwd wordt was de soort eerder waarschijnlijk nauwelijks in Nederland ingeburgerd. Kranssalie is als sierplant in verschillende gekweekte variëteiten in de handel verkrijgbaar.
Kranssalie groeit op zonnige plekken op matig droge, matig voedselarme, kalkrijke grond, zoals zand, leem, zavel, mergel en stenige plaatsen. Zij staat in kalkgrasland, kalkrijke ruigten, kustduinen, bermen, op kale en stenige plaatsen, dijken, mijnsteenbergen, langs paden, spoorwegen en bij graanverwerkende bedrijven. In Nederland komt Kranssalie zeer zeldzaam voor in kalkgraslanden in Zuid-Limburg en in kalkrijke duingraslanden in de kalkrijke duinen vanaf Bergen zuidwaarts. Elders in Nederland komt de soort als graanadventief voor, maar houdt dan niet stand. De oorzaak van de achteruitgang van Kranssalie in Nederland is onbekend. Maar daar Kranssalie afkomstig is uit het oostelijk Middellandse Zeegebied en verder noordwaarts in Europa als adventiefplant en neofiet beschouwd wordt was de soort eerder waarschijnlijk nauwelijks in Nederland ingeburgerd. Kranssalie is als sierplant in verschillende gekweekte variëteiten in de handel verkrijgbaar.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juni - september
Hoogte - 0,30-0,60 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De bebladerde en rechtopstaande stengels zijn meestal niet vertakt en vaak iets paarsachtig.
Bladeren - De bladeren zijn eirond tot driehoekig en hebben een iets hartvormige voet. Ze zijn 4-12 cm lang en 3-10 cm breed. De onderste bladeren zijn getand, gesteeld en hebben aan de voet vaak één of twee paar oortjes. De bovenste bladeren hebben geen steel.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Samen vormen ze dichte schijnkransen van vijftien tot dertig bloemen in de oksels van kleine schutbladen. De 0,8-1,5 cm grote bloemen zijn licht paarsblauw. De bovenlip is min of meer recht. De kelk is smal klokvormig, 4-7 mm en behaard. De meeldraden zijn niet beweeglijk.
Vruchten - Een splitvrucht. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige plaatsen op matig droge, matig voedselarme, kalkrijke grond (stenige plaatsen, zand, leem, zavel en mergel).
Groeiplaats - Grasland (kalkgrasland), zeeduinen, kale en stenige plaatsen, ruigten (kalkrijke ruigten), langs paden, dijken, bermen, mijnsteenbergen, langs spoorwegen (spoorwegterreinen) en bij graanverwerkende bedrijven.
Bloeitijd - juni - september
Hoogte - 0,30-0,60 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De bebladerde en rechtopstaande stengels zijn meestal niet vertakt en vaak iets paarsachtig.
Bladeren - De bladeren zijn eirond tot driehoekig en hebben een iets hartvormige voet. Ze zijn 4-12 cm lang en 3-10 cm breed. De onderste bladeren zijn getand, gesteeld en hebben aan de voet vaak één of twee paar oortjes. De bovenste bladeren hebben geen steel.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Samen vormen ze dichte schijnkransen van vijftien tot dertig bloemen in de oksels van kleine schutbladen. De 0,8-1,5 cm grote bloemen zijn licht paarsblauw. De bovenlip is min of meer recht. De kelk is smal klokvormig, 4-7 mm en behaard. De meeldraden zijn niet beweeglijk.
Vruchten - Een splitvrucht. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige plaatsen op matig droge, matig voedselarme, kalkrijke grond (stenige plaatsen, zand, leem, zavel en mergel).
Groeiplaats - Grasland (kalkgrasland), zeeduinen, kale en stenige plaatsen, ruigten (kalkrijke ruigten), langs paden, dijken, bermen, mijnsteenbergen, langs spoorwegen (spoorwegterreinen) en bij graanverwerkende bedrijven.
Familie: Lamiaceae
Groep: Vaatplanten
Status: Rode Lijst: Ernstig bedreigd
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: kalkrijke ruigten