Ecologie & verspreiding
Heelkruid staat op beschaduwde, vochtige, zwak basische tot kalkrijke, stikstofrijke, matig voedselarme tot voedselrijke grond met een goed verterende humuslaag (leem, zandige klei, schelpkalk, löss, potklei en keileem). Ze groeit in loof- en naaldbossen, al of niet op hellingen, langs bospaden en randen. In Nederland echter uitsluitend in loofbossen. De noordwestgrens van het Europese verspreidingsgebied reikt tot in Nederland. De soort is beperkt tot de oostelijke helft van het land en is vrij zeldzaam in Zuid-Limburg, zeer zeldzaam in Drenthe, Achterhoek, Twente en de aangrenzende Pleistocene gebieden. De achteruitgang is te wijten aan het staken van het traditionele hakhoutbeheer. Door de hoofdjesachtige schermen en door de lang gesteelde, handdelige bladeren is de soort onmiskenbaar. De plant bestuift zichzelf of wordt bestoven door vooral vliegen en ongespecialiseerde vliesvleugeligen, de vruchten zijn voorzien zijn van haakvormig gekromde stekelharen worden als klit of door de wind verspreid. Vroeger werd ze aangewend bij wondheling.
Heelkruid staat op beschaduwde, vochtige, zwak basische tot kalkrijke, stikstofrijke, matig voedselarme tot voedselrijke grond met een goed verterende humuslaag (leem, zandige klei, schelpkalk, löss, potklei en keileem). Ze groeit in loof- en naaldbossen, al of niet op hellingen, langs bospaden en randen. In Nederland echter uitsluitend in loofbossen. De noordwestgrens van het Europese verspreidingsgebied reikt tot in Nederland. De soort is beperkt tot de oostelijke helft van het land en is vrij zeldzaam in Zuid-Limburg, zeer zeldzaam in Drenthe, Achterhoek, Twente en de aangrenzende Pleistocene gebieden. De achteruitgang is te wijten aan het staken van het traditionele hakhoutbeheer. Door de hoofdjesachtige schermen en door de lang gesteelde, handdelige bladeren is de soort onmiskenbaar. De plant bestuift zichzelf of wordt bestoven door vooral vliegen en ongespecialiseerde vliesvleugeligen, de vruchten zijn voorzien zijn van haakvormig gekromde stekelharen worden als klit of door de wind verspreid. Vroeger werd ze aangewend bij wondheling.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - juni
Hoogte - 0,30-0,45 m.
Geslachtsverdeling - polygaam
Wortels - Worteldiepte tot 20 cm.
Stengels/takken - De rechtopstaande stengels zijn kaal, hol en sterk geribd.
Bladeren - Eén of twee bijna zittende bladeren.
Bloemen - Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zitten in dichtbloemige ongelijke schermen. Meestal zijn er drie hoofdjesachtige schermen met zittende en gesteelde bloemen. De 3 mm grote bloemen zijn rozeachtig of groenachtig wit. De buitenste bloemen zijn mannelijk en de binnenste vrouwelijk. De kelkbladen steken iets buiten de rozeachtige kroonbladen uit. Er zijn vier tot acht omwindseltjes.
Vruchten - Een splitvrucht. De vruchten zijn eirond tot bolvormig, 4 tot 5 mm groot en hebben haakvormige stekels. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Beschaduwde plaatsen op vochthoudende tot matig vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, vaak vrij stikstofrijke, zwak zure tot meestal kalkrijke grond met een goed verterende strooisellaag (leem, zandige klei, schelpkalk, löss, mergel en potklei).
Groeiplaats - Bossen (loofbossen, kalkrijke hellingbossen en langs bospaden) en bosranden.
Bloeitijd - mei - juni
Hoogte - 0,30-0,45 m.
Geslachtsverdeling - polygaam
Wortels - Worteldiepte tot 20 cm.
Stengels/takken - De rechtopstaande stengels zijn kaal, hol en sterk geribd.
Bladeren - Eén of twee bijna zittende bladeren.
Bloemen - Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zitten in dichtbloemige ongelijke schermen. Meestal zijn er drie hoofdjesachtige schermen met zittende en gesteelde bloemen. De 3 mm grote bloemen zijn rozeachtig of groenachtig wit. De buitenste bloemen zijn mannelijk en de binnenste vrouwelijk. De kelkbladen steken iets buiten de rozeachtige kroonbladen uit. Er zijn vier tot acht omwindseltjes.
Vruchten - Een splitvrucht. De vruchten zijn eirond tot bolvormig, 4 tot 5 mm groot en hebben haakvormige stekels. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Beschaduwde plaatsen op vochthoudende tot matig vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, vaak vrij stikstofrijke, zwak zure tot meestal kalkrijke grond met een goed verterende strooisellaag (leem, zandige klei, schelpkalk, löss, mergel en potklei).
Groeiplaats - Bossen (loofbossen, kalkrijke hellingbossen en langs bospaden) en bosranden.
Familie: Apiaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: kalkrijke bossen