Borstelkrans

Clinopodium vulgare


© Fred Severin

Ecologie & verspreiding
Borstelkrans is een zoomplant van kalkhoudende, matig stikstofhoudende, droge, lichte en doorlatende grond. Meestal staat zij op zonnige hellingen, soms in lichte schaduw. In Zuid-Limburg groeit zij in hoofdzaak op krijt, maar ook op kalkrijke löss, en wel aan bosranden, op kapvlakten, tussen ruige grazige begroeiingen in kalkgraslanden en op steengruis dat aan de hellingvoet ‘puinkegels’ vormt. In de kalkrijke duinen staat Borstelkrans tussen laag struweel op onvergraven duinruggen in de middenduinen. Langs de rivieren wordt Borstelkrans aangetroffen op rivierdijken, in nieuwe natuurgebieden en op de grens van dal met pleistocene zandgronden. Andere vindplaatsen betreffen heggen, bermen, terreininsnijdingen, randen van bosaanplantingen en langs spoorwegen. In Nederland is Borstelkrans zeldzaam. Alleen in Zuid-Limburg, en in mindere mate in de kalkrijke duinen tussen Wijk aan Zee en Noordwijk, en in het rivierengebied van Oost- en Midden-Nederland, komt zij meer voor. De afgelopen tientallen jaren heeft het areaal van Borstelkrans zich uitgebreid. Borstelkrans is kensoort voor de Marjolein-klasse, een verzameling van zoomgemeenschappen op kalkhoudende, matig voedselrijke, droge gronden.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - september

Hoogte - 0,30-0,60 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De opstijgende bloeistengels zijn niet of weinig vertakt en eindigen vaak plotseling in de bovenste schijnkrans. De plant vormt uitlopers.

Bladeren - De dicht grijsharige, 2-4 cm lange bladeren zijn eirond tot langwerpig, iets gekarteld en hebben een korte steel. De schutblaadjes zijn priemvormig, lang behaard en even hoog als de kelktanden. Ze lijken sterk op de kelktanden.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien in dichte, op hoofdjes lijkende, vrij ver uit elkaar staande schijnkransen met tien tot twintig bloemen. Ze zijn roodpaars, donkerroze of zelden wit en worden 1-2,2 cm. De bovenlip is vlak. De kelk is paarsachtig. De kelkbuis is gekromd en de kelktanden hebben lange naalden.

Vruchten - Een vierdelige splitvrucht. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, soms licht beschaduwde plaatsen op droge tot vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke. matig stikstofrijke, kalkrijke grond (mergel, zand, lichte klei, löss en stenige plaatsen).

Groeiplaats - Grasland (grazige hellingen, ruig kalkgrasland en hooiland), heggen, bosranden, struwelen, kapvlakten, bermen, langs spoorwegen, kalkrijke dijken, puinkegels aan de voet van hellingen en zeeduinen.
Familie: Lamiaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: kalkrijke zomen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website