Veenbies

Trichophorum germanicum


© Adrie van Heerden

Ecologie & verspreiding
Veenbies prefereert zonnige, vochtige tot natte, basen- en stikstofarme, zure, voedselarme en humeuze zand- en leembodems, ook op hoogveen. Ze is te vinden op natte plaatsen in heiden, in en langs greppels, in bermen en moerassen, in bronvenen en langs spoorbermen. Nederland valt geheel binnen het Europese deel van het verspreidingsgebied. Het taxon is vrij zeldzaam in de Pleistocene streken en zeer zeldzaam in de aangrenzende laagveengebieden. Veenbies is sterk achteruitgegaan door ontginning, ontwatering en het toegenomen gebruik van meststoffen. De bestuiving en verspreiding van de eironde en afgeplatte nootjes geschiedt door de wind. De plant heeft geen uitlopers en vormt zeer dichte en stugge pollen, die vaak groot zijn en in de winter bruin tot geel verkleuren. De stijve, ronde, niet vertakte stengels draagt een eindstandige aartje en hebben aan de voet bladloze scheden waarvan uitsluitend de bovenste een 0,2 tot 1 cm lange, gootvormige bladschijf draagt.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juli

Hoogte - 0,05-0,40 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De stijve, ronde stengels zijn niet vertakt. Aan de voet zitten bladloze scheden. De plant vormt zeer dichte en vaak grote pollen en heeft een bruine tot gele herfstkleur.

Bladeren - Alleen de bovenste schede van de stengel heeft een 0,2 tot 1 cm lange, gootvormige bladschijf, die 1 mm breed is.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Aan de stengeltop zit 1 bruine aar met een lengte van 4 tot 8 mm en half zo breed. De aar bevat tot 20 bloemen. De onderste 2 kafjes zijn bijna even lang als de aar met een bladschijfachtig aanhangseltje. De stijl heeft 3 stempels.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De eironde zaden zijn afgeplat driekantig, glad en worden tot 2 mm groot. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige plaatsen op vochtige tot natte, zure, humeuze grond (zand, leem en hoogveen).

Groeiplaats - Heide (natte plaatsen en met opslag dichtgroeiende plaatsen), langs spoorwegen (spoorbermen), bermen, moerasssen (bronvenen) en waterkanten (in en langs natte greppels).
Familie: Cyperaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: natte heiden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website