Borstelbies

Isolepis setacea


© Piet Bremer

Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - herfst

Hoogte - 0,02-0,20 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De ronde, draaddunne stengels vormen dichte polletjes. Soms zijn er korte uitlopers en dan ontstaan er matjes.

Bladeren - Meestal is er maar één volledig blad met een borstelvormige bladschijf.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze bevat één tot drie zittende of zeer kort gesteelde aren met tien tot enige tientallen bloemen. De aren zijn 2-4 mm lang, eivormig en bleek- tot donkerbruin. De kafjes zijn elliptisch, zeer stomp en hebben vaak een stekelpuntje. Meestal zijn er twee meeldraden en één stamper met drie stempels.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaadjes zijn omgekeerd eivormig, met vijftien tot achttien hoogteribben. Daartussen zijn ze gerimpeld. De zaden zijn langlevend (korter dan vijf jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde, open plaatsen (pionier) op vochtige tot natte, matig voedselarme tot matig voedselrijke, vrij stikstofarme, al of niet licht bemeste, meestal wat humeuze, zwak zure, verstoorde, min of meer verdichte grond (zand, leem, zavel en löss, maar weinig op veen en klei).

Groeiplaats - Bossen (loofbossen en op en langs bospaden), kapvlakten (met name in sporen van trekkers), zeeduinen (binnenduinweiden), op veepaadjes, waterkanten (droogvallende oevers van vennen, beekstrandjes, langs plassen en poelen, bij drinkplaatsen, langs pas gegraven sloten, greppels en vijvers), afgravingen (zand- en leemputten), heide (afgeplagde plekken), moestuinen en grasland (beekdalweiland).
Familie: Cyperaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: pionier op matig voedselarme, vochtige grond
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website