Ecologie & verspreiding
Voorjaarshelmkruid groeit op licht beschaduwde, soms enigszins zonnige, open plaatsen op droge tot vochtige, matig voedselarme tot voedselrijke, ontkalkte maar niet verzuurde, vaak omgewerkte, humeuze zandgrond. Het staat in duinbossen, duinstruwelen, de binnenduinrand, bosranden, bermen van wegen en paden, en bij buitenplaatsen. In Nederland is zij plaatselijk vrij algemeen in de kalkrijke duinen tussen Voorne en Velsen. Elders in de kalkrijke duinen en in het midden van het land is zij zeldzaam. Verder is zij in Nederland zeer zeldzaam. Voorjaarshelmkruid is oorspronkelijk inheems in berggebieden in Zuid-Europa. Haar voorkomen in Nederland gaat terug op verwildering: de plant is als bijenplant ingevoerd, omdat het rijkelijk nectar voortbrengt in de periode tussen het uitbloeien van de drachtplanten van het voorjaar en het begin van de bloei van de zomerdrachtplanten. In Nederland is het sinds de negentiende eeuw in de duinen ingeburgerd. Meer landinwaarts wordt het op een paar plekken als stinzenplant aangetroffen.
Voorjaarshelmkruid groeit op licht beschaduwde, soms enigszins zonnige, open plaatsen op droge tot vochtige, matig voedselarme tot voedselrijke, ontkalkte maar niet verzuurde, vaak omgewerkte, humeuze zandgrond. Het staat in duinbossen, duinstruwelen, de binnenduinrand, bosranden, bermen van wegen en paden, en bij buitenplaatsen. In Nederland is zij plaatselijk vrij algemeen in de kalkrijke duinen tussen Voorne en Velsen. Elders in de kalkrijke duinen en in het midden van het land is zij zeldzaam. Verder is zij in Nederland zeer zeldzaam. Voorjaarshelmkruid is oorspronkelijk inheems in berggebieden in Zuid-Europa. Haar voorkomen in Nederland gaat terug op verwildering: de plant is als bijenplant ingevoerd, omdat het rijkelijk nectar voortbrengt in de periode tussen het uitbloeien van de drachtplanten van het voorjaar en het begin van de bloei van de zomerdrachtplanten. In Nederland is het sinds de negentiende eeuw in de duinen ingeburgerd. Meer landinwaarts wordt het op een paar plekken als stinzenplant aangetroffen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - april - juni
Hoogte - 0,15-0,80 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De stengels zijn zwak vierhoekig, wollig behaard en beklierd.
Bladeren - De driehoekig-eironde bladeren hebben een hartvormige voet en zijn, diep getand. De onderste bladeren zijn lang gesteeld, maar de bovenste bijna zittend.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zitten in gesteelde bijschermen in de bladoksels. De kelkslippen hebben geen vliezige rand. De bloemkroon is groengeel, 6 tot 8 mm lang, 5-lippig en urnvormig. Tussen de iets uiteenwijkende kroonslippen steken de meeldraden en de stijl buiten de kroon uit.
Vruchten - Een doosvrucht. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Licht beschaduwde, soms vrij zonnige, min of meer open plaatsen op droge tot vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot kalkrijke, vaak omgewerkte, humeuze zandgrond.
Groeiplaats - Zeeduinen (duinstruwelen, duinbossen, langs duinbospaden en bermen van duinwegen) en bossen en bosranden (bij buitenplaatsen en bergbossen).
Bloeitijd - april - juni
Hoogte - 0,15-0,80 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De stengels zijn zwak vierhoekig, wollig behaard en beklierd.
Bladeren - De driehoekig-eironde bladeren hebben een hartvormige voet en zijn, diep getand. De onderste bladeren zijn lang gesteeld, maar de bovenste bijna zittend.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zitten in gesteelde bijschermen in de bladoksels. De kelkslippen hebben geen vliezige rand. De bloemkroon is groengeel, 6 tot 8 mm lang, 5-lippig en urnvormig. Tussen de iets uiteenwijkende kroonslippen steken de meeldraden en de stijl buiten de kroon uit.
Vruchten - Een doosvrucht. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Licht beschaduwde, soms vrij zonnige, min of meer open plaatsen op droge tot vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot kalkrijke, vaak omgewerkte, humeuze zandgrond.
Groeiplaats - Zeeduinen (duinstruwelen, duinbossen, langs duinbospaden en bermen van duinwegen) en bossen en bosranden (bij buitenplaatsen en bergbossen).
Familie: Scrophulariaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: stinseplant