Karwijselie

Selinum carvifolia


© Theo Muusse

Ecologie & verspreiding
Karwijselie is een schermbloemige van voedselarme, vochtige tot natte graslanden en bosranden. ’s Winters reikt het grondwater tot aan het maaiveld terwijl ‘s zomers zeer oppervlakkige opdroging optreedt. In graslanden is maaibeheer een vereiste om de soort te handhaven; hierbij moet niet te vroeg in het jaar worden gemaaid. De soort kwam in Nederland vooral in het oosten van het land voor, maar is nooit algemeen geweest. In de 20e eeuw is ze sterk achteruitgegaan. Zo resteert in Noord-Brabant nog maar een groeiplaats! Karwijselie staat dan ook als ernstig bedreigd op de Rode lijst. Het is zaak deze standplaatsen te behouden. Het zaad is zeer kortlevend; wanneer de soort is verdwenen, is terugkeer een zaak van lange adem. De soort lijkt sterk op de algemenere melkeppe. Hiervan verschilt ze door het ontbreken van holle stengels en bladstelen. Verder zijn de ribben van de stengel gevleugeld en zijn bladslippen genaald.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juli - augustus

Hoogte - 0,30-0,90 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte tot 50 cm.

Stengels/takken - De vrijwel niet behaarde stengels zijn massief, gevleugeld-kantig (dus scherp geribd), vertakt en bebladerd.

Bladeren - De bladeren zijn twee  tot drie  keer geveerd. De bladslippen zijn lijnvormig tot eirond, toegespitst en hebben een witte top die in een kort naaldje overgaat. De onderste zijassen aan de voet hebben geen bladslippen.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemschermen worden tot 7 cm breed en bestaan uit vijftien  tot vijfentwintig  stralen. De kroonbladen zijn eerst lichtrood, later worden ze wit. De bloemknoppen zijn roodachtig. Er zijn nul, één  of twee omwindselblaadjes. Deze vallen spoedig af. Er zijn wel vele omwindseltjes. De bloemen zijn 2 mm.

Vruchten - Een splitvrucht. De 3-4 mm lange vruchten zijn langwerpig, ruggelings afgeplat en gevleugeld op de ribben. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één  jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op matig voedselarme tot matig voedselrijke, vochtige tot natte, zwak zure grond (leem, laagveen en schelpkalk).

Groeiplaats - Bossen (lichte bossen), bosranden aan de rand van beekdalen, grasland (schraal hooiland en blauwgrasland), waterkanten (langs beken) en hellingen.
Familie: Apiaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Ernstig bedreigd
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: blauwgraslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website