Ecologie & verspreiding
Franse silene staat op open, zonnige en warme, matig stikstofrijke tot stikstofrijke, vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, al of niet kalkhoudende, basische zand- en grindige bodems. Ze groeit in kalkarme akkers en akkerranden, in bermen en ruigten, in de zeeduinen, op spoorwegemplacementen en op ruderale plaatsen. De eenjarige plant komt oorspronkelijk uit het Middellandse Zeegebied en is al als cultuurvolger al voor 1500 in West-Europa terecht gekomen, maar wordt tegenwoordig ook uitgezaaid. De soort was vroeger zeldzaam in Zuid-Limburg, Noord-Brabant en in de Hollandse en Zeeuwse duinen. De huidige vondsten zijn overwegend adventief of mogelijk voortkomend uit de zaadbank. Het taxon is zeer sterk achteruit gegaan of zelfs verdwenen door het intensievere landgebruik en de gevolgen daarvan. Franse silene heeft dicht bijeen staande, tweeslachtige witte bloemen met 3 stijlen en 3 kapseltanden en lijkt wat op Gaffelsilene. Van deze laatste verschilt ze o.a. doordat de kelk en de bloemsteel dicht bezet zijn met korte klierharen.
Franse silene staat op open, zonnige en warme, matig stikstofrijke tot stikstofrijke, vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, al of niet kalkhoudende, basische zand- en grindige bodems. Ze groeit in kalkarme akkers en akkerranden, in bermen en ruigten, in de zeeduinen, op spoorwegemplacementen en op ruderale plaatsen. De eenjarige plant komt oorspronkelijk uit het Middellandse Zeegebied en is al als cultuurvolger al voor 1500 in West-Europa terecht gekomen, maar wordt tegenwoordig ook uitgezaaid. De soort was vroeger zeldzaam in Zuid-Limburg, Noord-Brabant en in de Hollandse en Zeeuwse duinen. De huidige vondsten zijn overwegend adventief of mogelijk voortkomend uit de zaadbank. Het taxon is zeer sterk achteruit gegaan of zelfs verdwenen door het intensievere landgebruik en de gevolgen daarvan. Franse silene heeft dicht bijeen staande, tweeslachtige witte bloemen met 3 stijlen en 3 kapseltanden en lijkt wat op Gaffelsilene. Van deze laatste verschilt ze o.a. doordat de kelk en de bloemsteel dicht bezet zijn met korte klierharen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juni - juli
Hoogte - 0,15-0,50 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De rechtopstaande stengels zijn sterk behaard, vertakt en bovenaan kleverig door klierharen.
Bladeren - De bladeren zijn langwerpig tot bijna lijnvormig. De onderste zijn gesteeld, de bovenste niet.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Met een korte steel van ongeveer 1 mm. De 0,6-1 cm grote, alleenstaande of vrij dicht opeen staande bloemen vormen samen naar 1 kant gekeerde aarvormige trossen. Ze zijn lichtroze of soms wit met een grote donkerrode vlek. De kroonbladen zijn niet of soms een klein beetje ingesneden. De tiennervige kelk is kleverig behaard met korte klierharen. De kelkbuis is ongeveer 6 mm. De slippen zijn ongeveer 2 mm. Drie stijlen.
Vruchten - Een doosvrucht. Het vruchtbeginsel heeft geen tussenschotten. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen op vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, al of niet kalkhoudende, basische grond of (zand en grind).
Groeiplaats - Akkers (kalkarme akkers en akkerranden), bermen en zeeduinen.
Bloeitijd - juni - juli
Hoogte - 0,15-0,50 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De rechtopstaande stengels zijn sterk behaard, vertakt en bovenaan kleverig door klierharen.
Bladeren - De bladeren zijn langwerpig tot bijna lijnvormig. De onderste zijn gesteeld, de bovenste niet.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Met een korte steel van ongeveer 1 mm. De 0,6-1 cm grote, alleenstaande of vrij dicht opeen staande bloemen vormen samen naar 1 kant gekeerde aarvormige trossen. Ze zijn lichtroze of soms wit met een grote donkerrode vlek. De kroonbladen zijn niet of soms een klein beetje ingesneden. De tiennervige kelk is kleverig behaard met korte klierharen. De kelkbuis is ongeveer 6 mm. De slippen zijn ongeveer 2 mm. Drie stijlen.
Vruchten - Een doosvrucht. Het vruchtbeginsel heeft geen tussenschotten. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen op vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, al of niet kalkhoudende, basische grond of (zand en grind).
Groeiplaats - Akkers (kalkarme akkers en akkerranden), bermen en zeeduinen.
Familie: Caryophyllaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: kalkarme akkers