Bitterzoet

Solanum dulcamara


© Hanneke Waller

Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - september

Hoogte - 0,30-2,00 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een vertakte, kruipende wortelstok.

Stengels/takken - De stengels kunnen klimmen, op de grond liggen, rechtop staan of soms winden. Ze hebben een houtige stengelvoet, die meestal overwintert. De bloeitwijgen sterven na vruchtzetting af. In de regel is de plant weinig behaard, maar met name in droge duinen komt een vrij sterk behaarde en tevens ietwat vlezige vorm van Bitterzoet voor.

Bladeren - De giftige, gesteelde, kale of soms behaarde bladen zijn donkergroen en vaak paars aangelopen. Ze zijn langwerpig tot eirond en spits, niet gedeeld of (met name de bovenste bladeren) pijlvormig (spiesvormig-driedelig) met aan de voet één of twee (zelden tot vier) oortjes (lobben).

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Vaak vrij rijkbloemige (10-25 bloemen), overhangende, schermvormige trossen (een ijle bloeiwijze), waarvan de steel meestal ongeveer tegenover een blad begint. De knikkende, 1-1½ cm grote bloemen zijn vijfdelig, blauwpaars of zelden wit. De eerst uitgespreide, maar later teruggeslagen kroonslippen hebben aan de voet twee groene vlekken met een witte rand. De bleekgele helmknoppen zijn onderling vergroeid en gaan naar binnen open. De ondiep gelobde kelk groeit na de bloei niet uit.

Vruchten - Een bes. De niet eetbare, hangende, glanzende bessen zijn eerst groen, later worden ze rood tot roze. Ze zijn eivormig tot langwerpig. De zaden zijn kortlevend (één tot vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op soms droge, maar meestal vochtige tot vaak natte, matig voedselrijke tot voedselrijke, soms stikstofrijke en vaak kalkhoudende grond (alle grondsoorten).

Groeiplaats - Bosranden, struwelen (o.a. jeneverbesstruweel), heggen, bossen (moerasbossen, grienden en andere natte bossen), kapvlakten, aanspoelselgordels, drijftillen, moerassen (verlandingsvegetaties), waterkanten (o.a. langs voedselrijke hoogveenwijken of heidevennen en langs greppels), natte ruigten, ruderale plaatsen, plantsoenen, tegen hekwerk, op oude muren, in oude knotbomen, langs spoorwegen (spoordijken), zeeduinen (o.a. op droge, stikstofrijke plaatsen in de zeereep) en aan de voet van stenige hellingen.
Familie: Solanaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: natte ruigten
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website