Ecologie & verspreiding
Driebloemige nachtschade staat op open, zonnige en droge, matig voedselrijke, stikstof- en kalkrijke, omgewerkte zandgrond en op stenige plaatsen. Ze groeit in de zeeduinen bij vogelkolonies, bunkers en langs paden, verder in ruigten en bermen, op opgespoten grond, in akkers en tussen straatstenen, op industrieterreinen en zandige rivierstrandjes. De eenjarige plant komt oorspronkelijk uit de gematigde streken van Zuid- en westelijk Noord-Amerika en is, aangevoerd met graan en oliezaden plaatselijk ingeburgerd in Noordwest-Europa en Australië. De soort is plaatselijk vrij algemeen in de Hollandse duinen en in stedelijke gebieden en is elders zeer zeldzaam. Driebloemige nachtschade heeft liggende tot opstijgende stengels, de verspreid behaarde bladeren zijn iets vlezig en meestal diep veervormig gespleten. De bloeiwijze bestaat meestal uit 2 of 3 witte bloemen en een kelk met tenslotte teruggeslagen, diep gespleten slippen. De groene, glanzende bessen zijn 1 tot 1½ cm dik en bevatten naast wrattige, lichtbruine zaden vele grote steencellen.
Driebloemige nachtschade staat op open, zonnige en droge, matig voedselrijke, stikstof- en kalkrijke, omgewerkte zandgrond en op stenige plaatsen. Ze groeit in de zeeduinen bij vogelkolonies, bunkers en langs paden, verder in ruigten en bermen, op opgespoten grond, in akkers en tussen straatstenen, op industrieterreinen en zandige rivierstrandjes. De eenjarige plant komt oorspronkelijk uit de gematigde streken van Zuid- en westelijk Noord-Amerika en is, aangevoerd met graan en oliezaden plaatselijk ingeburgerd in Noordwest-Europa en Australië. De soort is plaatselijk vrij algemeen in de Hollandse duinen en in stedelijke gebieden en is elders zeer zeldzaam. Driebloemige nachtschade heeft liggende tot opstijgende stengels, de verspreid behaarde bladeren zijn iets vlezig en meestal diep veervormig gespleten. De bloeiwijze bestaat meestal uit 2 of 3 witte bloemen en een kelk met tenslotte teruggeslagen, diep gespleten slippen. De groene, glanzende bessen zijn 1 tot 1½ cm dik en bevatten naast wrattige, lichtbruine zaden vele grote steencellen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juni - herfst
Hoogte - 0,10-0,40 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De liggende tot opstijgende stengels vormen soms matten.
Bladeren - De verspreid behaarde bladeren zijn iets vlezig en ongeveer twee keer zo lang als breed. Meestal zijn ze diep veervormig gespleten tot gedeeld met smalle, spitse en afstaande slippen.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Een stinkende bloeiwijze met meestal twee of drie bloemen. De bloemkroon is geelwit, met tenslotte teruggeslagen slippen. De kelk is diep gespleten.
Vruchten - Een bes. De groene bessen zijn 1-1½ cm dik. Ze bevatten vele grote steencellen. Ze hebben omlaag gerichte stelen. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen (pionier) op droge, matig voedselrijke, stikstofrijke, kalkrijke, omgewerkte grond (zand en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Zeeduinen (bij vogelkolonies en bunkers en langs duinpaden), ruigten (kalkrijke ruigten), opgespoten grond, tussen straatstenen, industrieterreinen en waterkanten (zandige rivierstrandjes).
Bloeitijd - juni - herfst
Hoogte - 0,10-0,40 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De liggende tot opstijgende stengels vormen soms matten.
Bladeren - De verspreid behaarde bladeren zijn iets vlezig en ongeveer twee keer zo lang als breed. Meestal zijn ze diep veervormig gespleten tot gedeeld met smalle, spitse en afstaande slippen.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Een stinkende bloeiwijze met meestal twee of drie bloemen. De bloemkroon is geelwit, met tenslotte teruggeslagen slippen. De kelk is diep gespleten.
Vruchten - Een bes. De groene bessen zijn 1-1½ cm dik. Ze bevatten vele grote steencellen. Ze hebben omlaag gerichte stelen. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen (pionier) op droge, matig voedselrijke, stikstofrijke, kalkrijke, omgewerkte grond (zand en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Zeeduinen (bij vogelkolonies en bunkers en langs duinpaden), ruigten (kalkrijke ruigten), opgespoten grond, tussen straatstenen, industrieterreinen en waterkanten (zandige rivierstrandjes).
Familie: Solanaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: exoot (na 1900 verwilderd of aangeplant)
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: kalkrijke ruigten