Determinatie
Determinatiehulp Uitheemse guldenroedes
Determinatiehulp Uitheemse guldenroedes
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juli - herfst
Hoogte - 0,65-1,50 m.
Geslachtsverdeling - polygaam
Wortels - Met uitlopers.
Stengels/takken - De vaak blauwgroene stengels zijn vrijwel alleen behaard bij de pluim-assen. Late guldenroede vormt dichte haarden.
Bladeren - De bladeren zijn langwerpig en hebben een lang toegespitste top. De rand is gezaagd. Verder zijn de bladeren kaal of is de middennerf van onderen kort behaard.
Bloemen - Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). De breed pluimvormige bloeiwijze is min of meer naar 1 kant gekeerd door de kromming van de zijtakken. De bloemhoofdjes zijn geel en wat groter dan die van Canadese guldenroede. De lintbloemen steken duidelijk buiten het omwindsel uit. Het omwindsel is 3 tot 4 mm hoog. De zeer talrijke hoofdjes richten zich naar boven.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. Een 1,5 mm lang nootje met korte haartjes. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige plaatsen op vochtige tot natte, matig voedselrijke tot voedselrijke, vaak verstoorde grond (zand, leem, zavel, klei en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Omgewerkte grond, braakliggende grond, waterkanten (o.a. rivieroevers, kribben), moerassen (verruigd rietland), uiterwaarden, bossen (open plekken), grienden, bosranden, bermen, ruigten (natte ruigten), langs spoorwegen (spoorbermen enspoorwegterreinen), haventerreinen, industrieterreinen, plantsoenen, puinhopen en stortplaatsen.
Bloeitijd - juli - herfst
Hoogte - 0,65-1,50 m.
Geslachtsverdeling - polygaam
Wortels - Met uitlopers.
Stengels/takken - De vaak blauwgroene stengels zijn vrijwel alleen behaard bij de pluim-assen. Late guldenroede vormt dichte haarden.
Bladeren - De bladeren zijn langwerpig en hebben een lang toegespitste top. De rand is gezaagd. Verder zijn de bladeren kaal of is de middennerf van onderen kort behaard.
Bloemen - Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). De breed pluimvormige bloeiwijze is min of meer naar 1 kant gekeerd door de kromming van de zijtakken. De bloemhoofdjes zijn geel en wat groter dan die van Canadese guldenroede. De lintbloemen steken duidelijk buiten het omwindsel uit. Het omwindsel is 3 tot 4 mm hoog. De zeer talrijke hoofdjes richten zich naar boven.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. Een 1,5 mm lang nootje met korte haartjes. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige plaatsen op vochtige tot natte, matig voedselrijke tot voedselrijke, vaak verstoorde grond (zand, leem, zavel, klei en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Omgewerkte grond, braakliggende grond, waterkanten (o.a. rivieroevers, kribben), moerassen (verruigd rietland), uiterwaarden, bossen (open plekken), grienden, bosranden, bermen, ruigten (natte ruigten), langs spoorwegen (spoorbermen enspoorwegterreinen), haventerreinen, industrieterreinen, plantsoenen, puinhopen en stortplaatsen.
Familie: Asteraceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: exoot (na 1900 verwilderd of aangeplant)
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: natte ruigten