Ecologie & verspreiding
Zilte schijnspurrie staat op open, zonnige en ± warme, vochtige tot natte, zilte, weinig begroeide en vaak sterk verdichte grond en is bestand tegen tijdelijke overstroming met zeewater. De overblijvende plant groeit op hoge, slibrijke schorren, op zilte plekken in zompige oeverzones en langs beweide sloten, in afgegraven delen van zilt weiland en periodiek overstroomde laagten hierin, op opgespoten grond en in gipsdepots, op mijnsteenbergen en bermen van gepekelde wegen. Ze komt oorspronkelijk uit Europa, Azië en Noord-Amerika en is tegenwoordig van alle werelddelen bekend waar ze meestal in de kustgebieden staat. In Nederland is de soort vrij algemeen langs de kust in het Waddengebied en het zuidwesten, maar ook elders, vrij zeldzaam in het zeekleigebieden zeldzaam in het binnenland langs autowegen. Langs een groot deel langs de voormalige Zuiderzee is de soort verdwenen, vermoedelijk als gevolg van de verzoeting die hier heeft plaatsgevonden. Ze werd en wordt vaak verward met Gerande schijnspurrie, men lette daarom op alle onderscheidende kenmerken.
Zilte schijnspurrie staat op open, zonnige en ± warme, vochtige tot natte, zilte, weinig begroeide en vaak sterk verdichte grond en is bestand tegen tijdelijke overstroming met zeewater. De overblijvende plant groeit op hoge, slibrijke schorren, op zilte plekken in zompige oeverzones en langs beweide sloten, in afgegraven delen van zilt weiland en periodiek overstroomde laagten hierin, op opgespoten grond en in gipsdepots, op mijnsteenbergen en bermen van gepekelde wegen. Ze komt oorspronkelijk uit Europa, Azië en Noord-Amerika en is tegenwoordig van alle werelddelen bekend waar ze meestal in de kustgebieden staat. In Nederland is de soort vrij algemeen langs de kust in het Waddengebied en het zuidwesten, maar ook elders, vrij zeldzaam in het zeekleigebieden zeldzaam in het binnenland langs autowegen. Langs een groot deel langs de voormalige Zuiderzee is de soort verdwenen, vermoedelijk als gevolg van de verzoeting die hier heeft plaatsgevonden. Ze werd en wordt vaak verward met Gerande schijnspurrie, men lette daarom op alle onderscheidende kenmerken.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - herfst
Hoogte - 0,05-0,30 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Een slank penworteltje.
Stengels/takken - De stengels liggen plat op de grond of richten zich aan het eind op. Ze zijn niet houtig aan de voet.
Bladeren - De langwerpige tot lijnvormige blaadjes zijn vlezig en kunnen licht of donker van kleur zijn. De korte steunblaadjes zijn schedevormig.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De 4 tot 8 mm grote bloemen zijn roze met een wit centrum, helemaal wit of met een roze rand. De kroon is korter dan de kelk. Er zijn 1 tot 5 meeldraden.
Vruchten - Een doosvrucht. Zaden 0,5 tot 1 mm, meestal niet gevleugeld, zelden breed gevleugeld. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen op vochtige tot natte, zilte, weinig begroeide en vaak sterk verdichte grond.
Groeiplaats - Hoge, slibrijke kwelders (schorren), waterkanten (zilte plekken in zompige oeverzones en langs beweide sloten), grasland (afgegraven delen van zilt weiland en periodiek overstroomde laagten in zilt weiland), opgespoten grond, gipsdepots, mijnsteenbergen en bermen (langs gepekelde wegen).
Bloeitijd - mei - herfst
Hoogte - 0,05-0,30 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Een slank penworteltje.
Stengels/takken - De stengels liggen plat op de grond of richten zich aan het eind op. Ze zijn niet houtig aan de voet.
Bladeren - De langwerpige tot lijnvormige blaadjes zijn vlezig en kunnen licht of donker van kleur zijn. De korte steunblaadjes zijn schedevormig.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De 4 tot 8 mm grote bloemen zijn roze met een wit centrum, helemaal wit of met een roze rand. De kroon is korter dan de kelk. Er zijn 1 tot 5 meeldraden.
Vruchten - Een doosvrucht. Zaden 0,5 tot 1 mm, meestal niet gevleugeld, zelden breed gevleugeld. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen op vochtige tot natte, zilte, weinig begroeide en vaak sterk verdichte grond.
Groeiplaats - Hoge, slibrijke kwelders (schorren), waterkanten (zilte plekken in zompige oeverzones en langs beweide sloten), grasland (afgegraven delen van zilt weiland en periodiek overstroomde laagten in zilt weiland), opgespoten grond, gipsdepots, mijnsteenbergen en bermen (langs gepekelde wegen).
Familie: Caryophyllaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: schorren