Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juli - augustus
Hoogte - 0,30-0,80(-1,20) m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - De wortels zijn aan de top knolvormig verdikt. Moerasandoorn heeft ondergrondse uitlopers. Worteldiepte tot 50 cm.
Stengels/takken - De rechtopstaande stengels zijn meestal niet of weinig vertakt.
Bladeren - De langwerpige bladeren hebben een zwak hartvormige voet en een spitse top. Ze zijn iets gekarteld. De onderste bladeren zijn zittend of kort gesteeld. De bovenste meestal zittend en halfstengelomvattend. Ze worden 3 tot 12 cm lang. De bladeren geuren maar weinig.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zitten in schijnkransen met 4 tot 10 bloemen. Ze zijn roze, 1,4 tot 1,8 cm lang en dubbel zo lang als de kelk, die kort behaard is. De bovenlip van de kroon heeft een gave rand en de onderlip is 3-delig met een donkere tekening (het honingmerk).
Vruchten - Een splitvrucht. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vochtige tot natte, soms periodiek overstroomde, voedselrijke tot zeer voedselrijke, humeuze, vaak zwak zure grond (vrijwel alle grondsoorten).
Groeiplaats - Waterkanten (o.a. op steen- en basaltglooiingen), moerassen (drijftillen), drooggevallen plaatsen, grasland (ruig drassig grasland) bermen, akkers (akkers op klei en akkerranden), bossen (moerasbossen en bronbossen), struwelen, ruigten (natte ruigten), grienden en braakliggende grond.
Bloeitijd - juli - augustus
Hoogte - 0,30-0,80(-1,20) m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - De wortels zijn aan de top knolvormig verdikt. Moerasandoorn heeft ondergrondse uitlopers. Worteldiepte tot 50 cm.
Stengels/takken - De rechtopstaande stengels zijn meestal niet of weinig vertakt.
Bladeren - De langwerpige bladeren hebben een zwak hartvormige voet en een spitse top. Ze zijn iets gekarteld. De onderste bladeren zijn zittend of kort gesteeld. De bovenste meestal zittend en halfstengelomvattend. Ze worden 3 tot 12 cm lang. De bladeren geuren maar weinig.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zitten in schijnkransen met 4 tot 10 bloemen. Ze zijn roze, 1,4 tot 1,8 cm lang en dubbel zo lang als de kelk, die kort behaard is. De bovenlip van de kroon heeft een gave rand en de onderlip is 3-delig met een donkere tekening (het honingmerk).
Vruchten - Een splitvrucht. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vochtige tot natte, soms periodiek overstroomde, voedselrijke tot zeer voedselrijke, humeuze, vaak zwak zure grond (vrijwel alle grondsoorten).
Groeiplaats - Waterkanten (o.a. op steen- en basaltglooiingen), moerassen (drijftillen), drooggevallen plaatsen, grasland (ruig drassig grasland) bermen, akkers (akkers op klei en akkerranden), bossen (moerasbossen en bronbossen), struwelen, ruigten (natte ruigten), grienden en braakliggende grond.
Familie: Lamiaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: natte ruigten