Ecologie & verspreiding
Duinvogelmuur stond lange tijd te boek als bewoner van rivier- en zeeduinen, vandaar de naam Duinvogelmuur. Inmiddels is ze al lang niet meer beperkt tot de 'duinen' en komt ze ook in steden en dorpen algemeen voor, met name in het zuidoosten van het land. Hier groeit ze op allerlei open zandige voedselrijke plekken in de volle zon, vooral in bermen, gazons, boomspiegels en op begraafplaatsen. Waarschijnlijk is ze buiten de 'duinen' veel algemener dan uit het verspreidingskaartje blijkt, omdat ze vaak over het hoofd wordt gezien. Duinvogelmuur is namelijk alleen in het vroege voorjaar te vinden. April is de topmaand; in de loop van mei is er al weinig meer van over. Duinvogelmuur lijkt sterk op twee andere in Nederland voorkomende 'vogelmuren': Vogelmuur en Heggenvogelmuur. Duinvogelmuur is van het drietal ‘look-a-likes’ in alle delen het kleinst. Het heeft de kleinste bladen, de kleinste kelkbladen, de kleinste zaden en het kleinste aantal meeldraden (1 tot 3). Kenmerkend voor Duinvogelmuur is ook het (nagenoeg) ontbreken van kroonbladen. Duinvogelmuur is het makkelijkst te vinden op een zonnige voorjaarsdag. In tegensteling tot Vogelmuur, die dan bespikkeld is met kleine witte bloemen, bloeit Duinvogelmuur schijnbaar niet. Duinvogelmuurplanten maken bovendien meestal een 'zieke' bleke, gelige indruk.
Duinvogelmuur stond lange tijd te boek als bewoner van rivier- en zeeduinen, vandaar de naam Duinvogelmuur. Inmiddels is ze al lang niet meer beperkt tot de 'duinen' en komt ze ook in steden en dorpen algemeen voor, met name in het zuidoosten van het land. Hier groeit ze op allerlei open zandige voedselrijke plekken in de volle zon, vooral in bermen, gazons, boomspiegels en op begraafplaatsen. Waarschijnlijk is ze buiten de 'duinen' veel algemener dan uit het verspreidingskaartje blijkt, omdat ze vaak over het hoofd wordt gezien. Duinvogelmuur is namelijk alleen in het vroege voorjaar te vinden. April is de topmaand; in de loop van mei is er al weinig meer van over. Duinvogelmuur lijkt sterk op twee andere in Nederland voorkomende 'vogelmuren': Vogelmuur en Heggenvogelmuur. Duinvogelmuur is van het drietal ‘look-a-likes’ in alle delen het kleinst. Het heeft de kleinste bladen, de kleinste kelkbladen, de kleinste zaden en het kleinste aantal meeldraden (1 tot 3). Kenmerkend voor Duinvogelmuur is ook het (nagenoeg) ontbreken van kroonbladen. Duinvogelmuur is het makkelijkst te vinden op een zonnige voorjaarsdag. In tegensteling tot Vogelmuur, die dan bespikkeld is met kleine witte bloemen, bloeit Duinvogelmuur schijnbaar niet. Duinvogelmuurplanten maken bovendien meestal een 'zieke' bleke, gelige indruk.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - maart - mei
Hoogte - 0,08-0,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 20 cm.
Stengels/takken -
Bladeren - De geelgroene bladeren zijn kortgesteeld en korter dan 7 mm.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De groene, 4-5 mm grote bloemen gaan nooit wijd open. De kroonbladen zijn zeer klein of niet aanwezig. Elke bloem heeft één, twee of soms drie meeldraden. De kelkbladen zijn 2-3½ mm lang.
Vruchten - Een doosvrucht. De zaden zijn lichtbruin en 0,6-0,8 mm lang. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde, open plaatsen (pionier) op droge, matig voedselrijke, humeuze of bemeste, stikstofrijke, vaak kalkrijke zandgrond.
Groeiplaats - Akkers, omgewerkte bermen, zeeduinen (duinbossen en duinstruwelen), grasland (open plekken in grasland, beweide zandduintjes), zanddijkjes, begraafplaatsen, voedselrijke zomen, gazons en aan de voet van bomen.
Bloeitijd - maart - mei
Hoogte - 0,08-0,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 20 cm.
Stengels/takken -
Bladeren - De geelgroene bladeren zijn kortgesteeld en korter dan 7 mm.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De groene, 4-5 mm grote bloemen gaan nooit wijd open. De kroonbladen zijn zeer klein of niet aanwezig. Elke bloem heeft één, twee of soms drie meeldraden. De kelkbladen zijn 2-3½ mm lang.
Vruchten - Een doosvrucht. De zaden zijn lichtbruin en 0,6-0,8 mm lang. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde, open plaatsen (pionier) op droge, matig voedselrijke, humeuze of bemeste, stikstofrijke, vaak kalkrijke zandgrond.
Groeiplaats - Akkers, omgewerkte bermen, zeeduinen (duinbossen en duinstruwelen), grasland (open plekken in grasland, beweide zandduintjes), zanddijkjes, begraafplaatsen, voedselrijke zomen, gazons en aan de voet van bomen.
Familie: Caryophyllaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke zomen