Ecologie & verspreiding
Doorgroeide boerenkers prefereert open, zonnige, vrij droge tot vochtige, zwak basische tot kalkrijke, voedselarme, uitgesproken stikstofarme tot stikstofarme, grazige mergelbodems en stenige plaatsen. Deze pionier groeit op open plekken op kalkhellingen, in kalkrijke graanakkers, op rivierdijken en spoorwegterreinen, in groeven en op braakliggende grond, op muren en kalkrotsen, in wijngaarden en bermen. Het noordgrens van het Europese deel van het areaal reikt tot in Nederland. De plant is zeer zeldzaam in Zuid-Limburg en daarbuiten op enkele plaatsen langs de grote rivieren, voornamelijk rondom Nijmegen. De achteruitgang is te wijten aan het dichtgroeien van krijtgraslanden en het verdwijnen van kruidenrijke akkers. De blauwachtige soort kan verward worden met Witte krodde maar valt daarvan te onderscheiden door haar ronde stengel en de vrijwel gave bladrand van de stengelbladeren, bij Witte krodde is de stengel kantig en de bladrand getand. De bladeren bevatten veel vitamine C en mosterdolie en worden soms als keukenkruid gebruikt.
Doorgroeide boerenkers prefereert open, zonnige, vrij droge tot vochtige, zwak basische tot kalkrijke, voedselarme, uitgesproken stikstofarme tot stikstofarme, grazige mergelbodems en stenige plaatsen. Deze pionier groeit op open plekken op kalkhellingen, in kalkrijke graanakkers, op rivierdijken en spoorwegterreinen, in groeven en op braakliggende grond, op muren en kalkrotsen, in wijngaarden en bermen. Het noordgrens van het Europese deel van het areaal reikt tot in Nederland. De plant is zeer zeldzaam in Zuid-Limburg en daarbuiten op enkele plaatsen langs de grote rivieren, voornamelijk rondom Nijmegen. De achteruitgang is te wijten aan het dichtgroeien van krijtgraslanden en het verdwijnen van kruidenrijke akkers. De blauwachtige soort kan verward worden met Witte krodde maar valt daarvan te onderscheiden door haar ronde stengel en de vrijwel gave bladrand van de stengelbladeren, bij Witte krodde is de stengel kantig en de bladrand getand. De bladeren bevatten veel vitamine C en mosterdolie en worden soms als keukenkruid gebruikt.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - maart - mei
Hoogte - 0,07-0,25 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 20 cm.
Stengels/takken - De blauwgroene, ronde stengels zijn kaal.
Bladeren - De blauwgroene rozetbladen zijn langwerpig en al dan niet gelobd. De stengelbladen worden tot 4 cm lang, hebben een hartvormige voet die de stengel omvat en een vrijwel gave rand, maar soms zijn ze getand.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De 2-3 mm lange kroonbladen zijn wit. De helmknoppen zijn geel.
Vruchten - Een doosvrucht. Het 4-6 mm grote hauwtje is breed hartvormig en heeft een afstaande steel. Bovenaan zit een tot 1 mm brede vleugel, die boven de stijlrest uit komt. De zaden zijn glad. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen (pionier) op vochtige tot matig droge, voedselarme, basische, kalkrijke, grazige grond (mergel en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Kalkhellingen, rivierdijken, akkers (kalkrijke graanakkers), braakliggende grond, muren, rotsen (kalkrotsen), langs spoorwegen (spoordijken), wijngaarden, wegranden, bermen, ruderale plaatsen en grasland (open plekken in kalkgrasland).
Bloeitijd - maart - mei
Hoogte - 0,07-0,25 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 20 cm.
Stengels/takken - De blauwgroene, ronde stengels zijn kaal.
Bladeren - De blauwgroene rozetbladen zijn langwerpig en al dan niet gelobd. De stengelbladen worden tot 4 cm lang, hebben een hartvormige voet die de stengel omvat en een vrijwel gave rand, maar soms zijn ze getand.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De 2-3 mm lange kroonbladen zijn wit. De helmknoppen zijn geel.
Vruchten - Een doosvrucht. Het 4-6 mm grote hauwtje is breed hartvormig en heeft een afstaande steel. Bovenaan zit een tot 1 mm brede vleugel, die boven de stijlrest uit komt. De zaden zijn glad. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen (pionier) op vochtige tot matig droge, voedselarme, basische, kalkrijke, grazige grond (mergel en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Kalkhellingen, rivierdijken, akkers (kalkrijke graanakkers), braakliggende grond, muren, rotsen (kalkrotsen), langs spoorwegen (spoordijken), wijngaarden, wegranden, bermen, ruderale plaatsen en grasland (open plekken in kalkgrasland).
Familie: Brassicaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: kalkrijke akkers