Grote tijm

Thymus pulegioides


© Willem Braam

Ecologie & verspreiding
Grote tijm groeit zowel op kalkrijk als op kalkarm zand en ook op nauwelijks verweerd krijt. Zij staat vooral in reliëfrijk terrein, in lage vegetaties met een gevarieerde structuur. Beweiding begunstigt haar voorkomen. Langs de rivieren staat zij op zandige plekken, zowel in het winterbed en op de dijken als in overgangen naar de hogere zandgronden, maar bijna overal wordt zij sterk bedreigd door bemesting. Zij staat op rivierduintjes en in de open begroeiing vlak onder de bovenrand van steile dijktaluds; verder in bermen, op begraafplaatsen en in graslanden. In de duinen groeit de plant optimaal in door konijnen kort afgegraasde vlakjes. Grote tijm is in Nederland algemeen in de kalkrijke duinen, en plaatselijk in Zuid-Limburg en het rivierengebied. Verder is zij zeldzaam op de hogere zandgronden en in het Deltagebied. Zij is adventief op aangevoerd zand. In de handel is ze als tuinplant verkrijgbaar.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - augustus

Hoogte - 0,02-0,30 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte tot 1 meter.

Stengels/takken - De meestal opstijgende stengels zijn vierkantig en alleen behaard op de ribben. De plant groeit in pollen, zonder ver kruipende uitlopers.

Bladeren - De vrij dunne, slappe, kale of alleen aan de voet gewimperde blaadjes zijn eirond, niet getand en kort gesteeld. De nerven springen aan de onderkant maar weinig uit.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De 3-6 mm grote, langwerpige, onderaan onderbroken hoofdjes zijn roze-paars. De tanden van de bovenlip van de kelk zijn ongeveer even lang als breed. De bovenste kelktanden zijn meestal gewimperd.

Vruchten - Een splitvrucht. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open plaatsen op droge tot vochthoudende, matig voedselarme, neutrale of vaak kalkrijke grond (zand, leem, zavel, mergel en stenige plaatsen).

Groeiplaats - Grasland (laag blijvend grasland en kalkgrasland), bermen, struwelen, bossen (zonnige plekken langs bospaden), afgravingen (kiezelgroeven), langs spoorwegen (spoordijken), rivierduintjes, rivierdijken, zandige plekken in het winterbed van de rivieren, begraafplaatsen en zeeduinen (duinvalleien en duingrasland).
Familie: Lamiaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: droge, neutrale graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website