Kleine tijm

Thymus serpyllum


© Rense Haveman

Ecologie & verspreiding
Kleine tijm staat op open, zonnige, droge en goed gedraineerde, uitgesproken stikstofarme, voedselarme, zwak zure, kalkarme zandgrond. Ze groeit in (grazige) heiden en ijl graslanden, in lichte loof- en naaldbossen, in struweelranden en de duinen en in bermen van zandwegen. Verder op steenachtige plaatsen, op zandheuvels langs Maas en op zandbanken van rivieren. Nederland valt geheel binnen het overwegend Noord-Europese deel van het verspreidingsgebied. De plant is zeldzaam in het oosten en midden van het land en zeer zeldzaam in Zuid-Limburg, het rivierengebied en in de Hollandse duinen. Kleine tijm is zeer sterk achteruitgegaan door het verdwijnen van heideareaal, verzuring en bemesting. Ze is te onderscheiden van de andere tijmsoorten door het feit dat de stompkantige stengels rondom behaard zijn. Bestuiving geschiedt door bijen, de zaden worden verspreid door wind, mieren of intern. Ze werd vroeger tegen tal van kwalen aangewend, van hoofdpijn tot gezwellen. Ze bevat tijmolie, tegenwoordig o.a. gebruikt bij antiseptie, wondverzorging en schimmelinfecties. .
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - september

Hoogte - 0,02-0,15 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Worteldiepte 20-100 cm.

Stengels/takken - De kruipende stengels hebben stompe kanten. Ze zijn rondom behaard en wortelen op de knopen. De bloeistengels zijn opstijgend. Dichte polletjes vormend.

Bladeren - De nauwelijks gesteelde bladeren zijn langwerpig tot lijnvormig. Ze zijn smaller dan die bij de andere twee  soorten tijm. Aan de rand ziten vaak lange, witte en vaak kronkelige wimperharen. De bladeren hebben van onderen duidelijke verdikte nerven. Van boven zijn ze kaal.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien in bolvormige hoofdjes. Ze zijn paars of roze en 3-7 mm. De bovenste kelktanden zijn ongeveer even lang als breed. De bovenste drie kelktanden zijn breed driehoekig. De onderste twee zijn smal langwerpig.

Vruchten - Een splitvrucht. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open plaatsen op droge, voedselarme, zwak zure, kalkarme zandgrond.

Groeiplaats - Struweelranden, zeeduinen, heide (grazige heiderandjes), grasland (ijl grasland), bermen (langs zandwegen) en langs de Maas op zandheuveltjes.
Familie: Lamiaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: droge, zure graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website