Ecologie & verspreiding
Oorspronkelijk komt Paarse morgenster voor in het Middellandse Zeegebied. Vóór de 17e eeuw werd de soort verbouwd als voedsel op voedselrijke, lichtere zeekleigebieden voornamelijk in Groningen en Zeeland, daarna is zij verdrongen door Grote schorseneer. Paarse morgenster, welke slechts in de vroege morgenuren bloeit, heeft zich weten te handhaven in bermen en op dijkhellingen en komt tegenwoordig ook voor in tuinen en plantsoenen. Gele morgenster groeit op matig voedselrijke gronden. Daar waar beide gebieden tezamen komen en beide soorten aanwezig zijn, kan de zalmkleurige kruising Tragopogon x mirabilis ontstaan. Oude namen voor Paarse morgenster zijn Boksbaard, Haverwortel, Salzafij (verbastering van het franse Salsifis) en in oudere literatuur Blauwe morgenster. Een recept voor salsifisquiche is te vinden op internet.
Oorspronkelijk komt Paarse morgenster voor in het Middellandse Zeegebied. Vóór de 17e eeuw werd de soort verbouwd als voedsel op voedselrijke, lichtere zeekleigebieden voornamelijk in Groningen en Zeeland, daarna is zij verdrongen door Grote schorseneer. Paarse morgenster, welke slechts in de vroege morgenuren bloeit, heeft zich weten te handhaven in bermen en op dijkhellingen en komt tegenwoordig ook voor in tuinen en plantsoenen. Gele morgenster groeit op matig voedselrijke gronden. Daar waar beide gebieden tezamen komen en beide soorten aanwezig zijn, kan de zalmkleurige kruising Tragopogon x mirabilis ontstaan. Oude namen voor Paarse morgenster zijn Boksbaard, Haverwortel, Salzafij (verbastering van het franse Salsifis) en in oudere literatuur Blauwe morgenster. Een recept voor salsifisquiche is te vinden op internet.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juni - juli
Hoogte - 0,60-1,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Een penwortel. Worteldiepte tot 1 meter.
Stengels/takken - De rechtopstaande stengels zijn meestal vertakt en kaal. Onder het hoofdje is de stengel sterk knotsvormig opgeblazen.
Bladeren - De bladeren zijn breed lijnvormig en aan de voet verbreed.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemhoofdjes zijn 2½ tot 4,8 cm groot. Ze zijn lila tot donker roodpaars. De stijlen zijn ook paarsig. De helmknoppen zijn geel. De 8 of heel soms meer omwindselbladen zijn blauwgroen en even lang als de straalbloemen of iets langer.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, warme plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke grond (klei en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Dijken, bermen, ruigten (humeuze ruigten) en puin.
Bloeitijd - juni - juli
Hoogte - 0,60-1,20 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Een penwortel. Worteldiepte tot 1 meter.
Stengels/takken - De rechtopstaande stengels zijn meestal vertakt en kaal. Onder het hoofdje is de stengel sterk knotsvormig opgeblazen.
Bladeren - De bladeren zijn breed lijnvormig en aan de voet verbreed.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemhoofdjes zijn 2½ tot 4,8 cm groot. Ze zijn lila tot donker roodpaars. De stijlen zijn ook paarsig. De helmknoppen zijn geel. De 8 of heel soms meer omwindselbladen zijn blauwgroen en even lang als de straalbloemen of iets langer.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, warme plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke grond (klei en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Dijken, bermen, ruigten (humeuze ruigten) en puin.
Familie: Asteraceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: humeuze ruigten