Ecologie & verspreiding
Liggende klaver staat op zonnige, droge tot iets vochtige, matig voedselarme en weinig bemeste, humeuze en stikstofarme, zwak zure tot kalkhoudende grond bestaande uit zand, leem, zavel en mergel. De eenjarige plant groeit in binnen- en op rivierduinen, in graslanden, akkers en wijngaarden, op muren en wallen, in bermen en langs paden, op dijken, spoorwegterreinen en in kalk- en leemgroeven. Nederland valt geheel binnen het Europese deel van het areaal en ze is algemeen in de duinen, Zeeland, het laagveen- en het rivierengebied en is elders vrij zeldzaam. Het taxon behoort tot de groep van klavertjes met een vijfnervige kelk en gele bloemen. Ze heeft net als Akkerklaver dichtbloemige hoofdjes met veel meer dan 20 bloemen, maar de steeltjes van de middelste blaadjes zijn bij deze soort langer dan die van de zijblaadjes. Ook lijkt ze op Kleine klaver en Draadklaver, deze hebben echter losbloemige hoofdjes met minder dan 20 bloemen.
Liggende klaver staat op zonnige, droge tot iets vochtige, matig voedselarme en weinig bemeste, humeuze en stikstofarme, zwak zure tot kalkhoudende grond bestaande uit zand, leem, zavel en mergel. De eenjarige plant groeit in binnen- en op rivierduinen, in graslanden, akkers en wijngaarden, op muren en wallen, in bermen en langs paden, op dijken, spoorwegterreinen en in kalk- en leemgroeven. Nederland valt geheel binnen het Europese deel van het areaal en ze is algemeen in de duinen, Zeeland, het laagveen- en het rivierengebied en is elders vrij zeldzaam. Het taxon behoort tot de groep van klavertjes met een vijfnervige kelk en gele bloemen. Ze heeft net als Akkerklaver dichtbloemige hoofdjes met veel meer dan 20 bloemen, maar de steeltjes van de middelste blaadjes zijn bij deze soort langer dan die van de zijblaadjes. Ook lijkt ze op Kleine klaver en Draadklaver, deze hebben echter losbloemige hoofdjes met minder dan 20 bloemen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - september
Hoogte - 0,05-0,30 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 20 cm.
Stengels/takken -
Bladeren - De kort gesteelde bladeren hebben drie omgekeerd-eironde, aan de top meestal afgeronde deelblaadjes. Het middelste heeft een steeltje van ongeveer 3 mm, de beide deelblaadjes aan de zijkanten zijn vrijwel zittend. De steunblaadjes zijn eirond, aan de top lang toegespitst en over ongeveer de helft van hun hoogte met de bladsteel vergroeid.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bolvormige bloeiwijze bevat 20 tot 40 bloemen. De bloeiwijze is 0,7 tot 1 cm lang en staat op een stevige, vrijwel rechte steel. De afzonderlijke bloemen staan op heel korte steeltjes. De citroengele bloemen zijn 4 tot 5 mm groot. Na het uitbloeien worden ze strobruin. De vlag is breed en heeft vele hoogteplooien. De vlag is alleen aan de top naar binnen gekromd en duidelijk langer dan de andere kroonbladen.
Vruchten - Een doosvrucht. De peulen zijn eivormig en bevatten meestal maar één zaadje. De stijl is duidelijk korter dan de rest van de vrucht. De zaden zijn kortlevend (1-5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, droge tot iets vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, niet of weinig bemeste, neutrale tot meestal kalkhoudende grond (zand, leem, zavel en mergel).
Groeiplaats - Bermen, langs paden, zeeduinen, grasland (schraal grasland), rivierduinen (zandduintjes langs rivieren), dijken en afgravingen (kalk- en leemgroeven).
Bloeitijd - mei - september
Hoogte - 0,05-0,30 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 20 cm.
Stengels/takken -
Bladeren - De kort gesteelde bladeren hebben drie omgekeerd-eironde, aan de top meestal afgeronde deelblaadjes. Het middelste heeft een steeltje van ongeveer 3 mm, de beide deelblaadjes aan de zijkanten zijn vrijwel zittend. De steunblaadjes zijn eirond, aan de top lang toegespitst en over ongeveer de helft van hun hoogte met de bladsteel vergroeid.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bolvormige bloeiwijze bevat 20 tot 40 bloemen. De bloeiwijze is 0,7 tot 1 cm lang en staat op een stevige, vrijwel rechte steel. De afzonderlijke bloemen staan op heel korte steeltjes. De citroengele bloemen zijn 4 tot 5 mm groot. Na het uitbloeien worden ze strobruin. De vlag is breed en heeft vele hoogteplooien. De vlag is alleen aan de top naar binnen gekromd en duidelijk langer dan de andere kroonbladen.
Vruchten - Een doosvrucht. De peulen zijn eivormig en bevatten meestal maar één zaadje. De stijl is duidelijk korter dan de rest van de vrucht. De zaden zijn kortlevend (1-5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, droge tot iets vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, niet of weinig bemeste, neutrale tot meestal kalkhoudende grond (zand, leem, zavel en mergel).
Groeiplaats - Bermen, langs paden, zeeduinen, grasland (schraal grasland), rivierduinen (zandduintjes langs rivieren), dijken en afgravingen (kalk- en leemgroeven).
Familie: Fabaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: droge, neutrale graslanden