Bochtige klaver

Trifolium medium


© Adrie van Heerden

Ecologie & verspreiding
Bochtige klaver is een echte zoomplant. Zij groeit in bos- en struweelranden, bomenrijen en in extensief beheerde graslanden op dijken, taluds en steilranden. Op de Noord Veluwe en in het Gooi komt de soort voor in leemkuilen. De verspreiding vertoont een sterke binding met oudere rivierklei-afzettingen, lemige zandgronden en lössafzettingen. In het rivierengebied komt de soort buitendijks voor en binnendijks op hoog gelegen, zelden overstroomde delen. Zij groeit op matig voedselrijke, niet te zure bodems. De plant heeft een grote lichtbehoefte. In de schaduw komt zij niet tot bloei. Bochtige klaver vertoont oppervlakkig een sterke gelijkenis met Rode klaver. Wat groeivorm en ecologie betreft zijn het echter totaal verschillende planten. Bochtige klaver vormt lange, vertakte ondergrondse uitlopers, waaruit in het voorjaar (eind maart-begin april) de nieuwe stengels ontspruiten. De plant heeft geen wortelstandige bladeren en de plant sterft in het najaar bovengronds geheel af. Rode klaver heeft een penwortel en een rozet met wortelstandige bladeren, dat in de winter groen blijft. Bochtige klaver komt ongeveer een maand later (juni-juli) dan Rode klaver in bloei. Karakteristiek voor Bochtige klaver is de van blad tot blad zigzaggende stengel. 
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - augustus

Hoogte - 0,20-0,45 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Een stevige, min of meer verticale, vertakte wortelstok met ondergrondse uitlopers. Worteldiepte tot 1 meter.

Stengels/takken - De weinig behaarde, meestal opstijgende stengels zijn heen en weer gebogen. De steel van de bloeiwijze is eerst heel kort, tijdens en na de bloei groeit de steel verder uit.

Bladeren - De meeste bladeren zijn lang gesteeld. De deelblaadjes zijn meestal langwerpig of soms eirond. Ze zijn mat donkergroen, hebben een onduidelijke witte V-vormige vlek en zijn zwak getand. De steunblaadjes zijn lijnvormig en voor ruim de helft met de bladsteel vergroeid. Het vrije deel staat schuin af, is lang toegespitst en bij de top gewimperd.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De helder paarsrode bloemen vormen dichtbloemige, ei- tot bolvormige, kortgesteelde, 2½-3½ cm grote hoofdjes. De kelktanden zijn lang en gewimperd. De kelkbuis heeft 10 nerven en is van buiten kaal.

Vruchten - Een doosvrucht. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige tot half beschaduwde, warme plaatsen op vrij droge tot vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot kalkrijke, vaak lemige grond (zand, leem, zavel, klei, löss, mergel en stenige plaatsen).

Groeiplaats - Bosranden (kalkrijke zomen), bossen (lichte, grazige plekken), struwelen (laagblijvend), bermen, heide (grazige plekken), afgravingen (leemkuilen), akkers (akkerranden), grasland (overgangen van naar struweel), dijken (dijkhellingen) en langs spoorwegen (spoordijken).
Familie: Fabaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Kwetsbaar
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: kalkrijke zomen
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website