Draadklaver

Trifolium micranthum


© Peter Meininger

Ecologie & verspreiding
Draadklaver is één van de kleine geelbloeiende klavertjes van open plekken in kort gegraasd grasland op kalkarme zand- of kleigrond. Het bloemhoofdje is armbloemig en heeft meestal niet meer dan vijf gesteelde bloempjes. De individuele bloemsteeltjes zijn even lang of langer dan de kelkbuis. De nauwelijks gesteelde deelblaadjes zijn ongeveer even lang. Dit in tegenstelling tot de Kleine klaver, waar het middelste steeltje langer is dan de beide andere. Steunblaadjes zijn bij Draadklaver langwerpig; bij Kleine klaver meer eirond. De verspreiding is hoofdzakelijk beperkt tot de kuststrook. In het noorden van het land komt (kwam?) hij vooral voor op zeedijken en wist hij zich ook na dijkophoging te handhaven. Het lijkt er echter op dat de soort sinds 2000 drastisch is afgenomen (van 31 naar 13 atlasblokken). Maar dat kan ook een gevolg zijn van minder gerichte inventarisaties. De ervaring op de door schapen begraasde zeedijken in het noorden van het land leert dat Draadklaver na enige oefening op bloemkleur is te onderscheiden van de meestal vaker aanwezige Kleine klaver. Gericht zoeken op geschikte groeiplaatsen (oude dijken, zeedijken) zou meer vindplaatsen kunnen opleveren!
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - september

Hoogte - 0,05-0,20 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De kale, liggende of soms opstijgende stengels worden een paar cm tot enige dm lang en liggen meestal in een kring uitgespreid op de grond.

Bladeren - De bladeren zijn  zeer kort gesteeld. De deelblaadjes zijn omgekeerd eirond of hartvormig en aan de top min of meer afgeknot. Alle drie  deelblaadjes hebben vrijwel geen steel. De steunblaadjes zijn langwerpig, zowel naar de voet als naar de top versmald en nauwelijks vergroeid met de bladsteel.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen vormen schermvormige bloeiwijzen op draaddunne, gekromde stelen met twee  tot zeven  (zelden tot twallf) bloemen. De steeltjes van de afzonderlijke bloemen zijn ook draadvormig en bijna even lang als de bloemen zelf. De oranjeachtig gele, later geelbruine en nog later bijna kleurloze bloemkroon is 2-3 mm. De vlag is bootvormig en nauwelijks langer dan de andere kroonbladen.

Vruchten - Een doosvrucht. De peultjes zijn eivormig en bevatten één  of twee  zaden. Ze zijn waaiervormig teruggeknikt aan één  kant van de bloeiwijzesteel. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open plaatsen op vochtige, matig voedselrijke, kalkarme grond (zand, sterk uitgeloogde klei en stenige plaatsen).

Groeiplaats - Dijken, zeeduinen (duingrasland en lage duintjes), grasland (weiland, hooiland, laagblijvend grasland en intensief beheerde gazons), bermen, oorlogsbegraafplaatsen (Vlaanderen), glooiingen, karrensporen, braakliggende grond, waterkanten (langs veedrinkpoelen), duintjes aan de dijkvoet (langs het IJsselmeer) en rivierduinen langs de Maas.
Familie: Fabaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Bedreigd
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: droge, neutrale graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website