Loos blaasjeskruid

Utricularia australis


© Annie Vos

Ecologie & verspreiding
Loos blaasjeskruid is in Nederland zeldzaam tot vrij algemeen in wateren op de zandgronden van Noord Brabant, Drenthe en Groningen (b.v. in de Gronings-Drentse veenkoloniën). Elders lijkt zij (zeer) zeldzaam, maar niet afwezig. Loos blaasjeskruid wordt veelal aangetroffen in van oorsprong voedselarme gebieden die voedselrijker worden als gevolg van water aanvoer of landbouw activiteiten. Net als Groot blaasjeskruid, waarmee Loos blaasjeskruid vaak wordt verward, lijkt zij licht toe te nemen. Dit zou heel goed een schijnbare toename kunnen zijn vanwege de grotere aandacht die botanici aan deze soorten besteden. Loos blaasjeskruid is moeilijk te onderscheiden van Groot blaasjeskruid, waarmee zij soms samengroeit. De verspreiding en de mate van voorkomen zijn daarom niet goed bekend. Het beste onderscheid lijkt de vruchtzetting te zijn, die bij Loos blaasjeskruid ontbreekt. Bij Groot blaasjeskruid vormt het vruchtsteeltje met de bolle vrucht het beeld van een ouderwetse hanglantaarn.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - augustus

Hoogte - 0,30-1,50 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - De wortels van dit vleesetende waterplantje zweven vrij in het water.

Stengels/takken - Bloeistengel zwak tot sterk S-vormig heen en weer gebogen.

Bladeren - De bladslippen hebben spitse tanden, waaraan stekelharen groeien. De bloeistengel is zwak tot sterk S-vormig heen en weer gebogen.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zijn geel. De onderlip heeft een vlakke, licht gegolfde rand. De bovenlip is tot 2 keer zo lang als het oranje gestreepte gehemelte. De spoor loopt taps toe en is stomp. De bloemsteeltjes zijn 1,1 tot 2,6 cm lang en groeien na de bloei sterk uit. Ze kunnen dan tot 4 cm lang worden. Ze steken stijf schuin of recht omhoog en zijn 3 tot 5 keer zo lang als de schutbladen.

Vruchten - Een 4 mm grote doosvrucht. De rechte vruchtstelen staan schuin af of zijn vaak tegen de as van de bloeiwijze aangedrukt. De 0,5 mm grote, 4 tot 6 hoekige zaden zijn gevleugeld. Er ontstaan bij ons echter maar zeer zelden vruchten. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, warme plaatsen in ondiep, matig voedselarm tot matig voedselrijk, zwak zuur, stilstaand, beschut, zoet of iets ziltig water met een bodem van venig zand.

Groeiplaats - Water (kanalen, open plekken aan oevers of in verlandingsvegetaties, kleine plassen, veenwijken, heidevennen, zandputten, leemputten, duinplassen en bermsloten).
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: vrij zeldzame soort
Ecologische groep: voedselarme wateren
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website