Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - oktober
Hoogte - 0,07-0,40 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte 10 tot 20 cm.
Stengels/takken - De takken zijn lichtbruin, rond en min of meer behaard.
Bladeren - De bladeren blijven ook in de winter groen. De bladrand is omgerold. De bladeren zijn leerachtig en glanzend. Van onderen zijn ze lichtgroen met donkerder klierpuntjes. Verder zijn ze langwerpig tot omgekeerd eirond en stomp.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De 5- of 4-tallige bloemen vormen overhangende trosjes aan het eind van de takken. De kelk is roodachtig met driehoekige, spitse slippen. De kroon is klokvormig, rozewit, heeft vrij diep gespleten, uitstaande slippen en is 5 tot 8 mm lang. De meeldraden hebben een dicht behaarde helmdraad zonder hoorntjes. De stijl is langer dan de zoom van de bloemkroon.
Vruchten - Een bes. De rode of heel zelden witte bessen zijn bolvormig, 0,5 tot 1 cm. Ze zijn zuur van smaak en eetbaar. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op droge tot soms natte, voedselarme, zure grond (zand, leem en veen).
Groeiplaats - Heide, zeeduinen (duinheide), waterkanten (langs vennen), moerassen (hoogveen en veenmosrietland), bossen (langs bospaden), bosranden en struwelen (o.a. Jeneverbessen).
Bloeitijd - mei - oktober
Hoogte - 0,07-0,40 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte 10 tot 20 cm.
Stengels/takken - De takken zijn lichtbruin, rond en min of meer behaard.
Bladeren - De bladeren blijven ook in de winter groen. De bladrand is omgerold. De bladeren zijn leerachtig en glanzend. Van onderen zijn ze lichtgroen met donkerder klierpuntjes. Verder zijn ze langwerpig tot omgekeerd eirond en stomp.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De 5- of 4-tallige bloemen vormen overhangende trosjes aan het eind van de takken. De kelk is roodachtig met driehoekige, spitse slippen. De kroon is klokvormig, rozewit, heeft vrij diep gespleten, uitstaande slippen en is 5 tot 8 mm lang. De meeldraden hebben een dicht behaarde helmdraad zonder hoorntjes. De stijl is langer dan de zoom van de bloemkroon.
Vruchten - Een bes. De rode of heel zelden witte bessen zijn bolvormig, 0,5 tot 1 cm. Ze zijn zuur van smaak en eetbaar. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op droge tot soms natte, voedselarme, zure grond (zand, leem en veen).
Groeiplaats - Heide, zeeduinen (duinheide), waterkanten (langs vennen), moerassen (hoogveen en veenmosrietland), bossen (langs bospaden), bosranden en struwelen (o.a. Jeneverbessen).
Familie: Ericaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: bossen op droge, zure grond