Ecologie & verspreiding
Getande veldsla is een typische akkerplant. Zij groeit in pioniersituaties op zonnige, open plekken op vochtige, matig voedselrijke, neutrale tot basische, kalkrijke grond. De soort komt vooral voor in graanakkers op weinig verweerd krijt, vroeger ook op löss en zandige klei. Op braakliggend akkerland handhaaft zij zich nog een tijdlang. In de grond blijkt het zaad tientallen jaren zijn kiemkracht te kunnen behouden: de plant verschijnt soms na omploegen van grasland op krijthellingen. In Nederland is zij nu vrijwel beperkt tot Zuid-Limburg, waar ze vroeger algemeen was en nu zeldzaam is. In het rivierengebied is zij vrijwel verdwenen. Getande veldsla is kensoort voor de Stoppelleeuwenbekjes-associatie, een warmteminnende, soortenrijke hakvruchtgemeenschap die vooral plaatselijk op kalkrijke, kruimelige graanakkers in Zuid-Limburg en het rivierengebied gevonden kan worden.
Getande veldsla is een typische akkerplant. Zij groeit in pioniersituaties op zonnige, open plekken op vochtige, matig voedselrijke, neutrale tot basische, kalkrijke grond. De soort komt vooral voor in graanakkers op weinig verweerd krijt, vroeger ook op löss en zandige klei. Op braakliggend akkerland handhaaft zij zich nog een tijdlang. In de grond blijkt het zaad tientallen jaren zijn kiemkracht te kunnen behouden: de plant verschijnt soms na omploegen van grasland op krijthellingen. In Nederland is zij nu vrijwel beperkt tot Zuid-Limburg, waar ze vroeger algemeen was en nu zeldzaam is. In het rivierengebied is zij vrijwel verdwenen. Getande veldsla is kensoort voor de Stoppelleeuwenbekjes-associatie, een warmteminnende, soortenrijke hakvruchtgemeenschap die vooral plaatselijk op kalkrijke, kruimelige graanakkers in Zuid-Limburg en het rivierengebied gevonden kan worden.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juli - augustus
Hoogte - 0,20-0,30 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De vrij lange stengels zijn kaal.
Bladeren - De onderste bladeren zijn omgekeerd eirond, gegolfd en hebben meestal een gave rand. De hogere bladeren zijn langwerpig met aan de voet enkele priemvormige tanden (ook bij de onderste schutbladen). De schutbladen zijn groen met een smalle vliezige rand.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zijn bleekroze tot lichtlila.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De vruchten zijn iets afgeplat eivormig. Het vruchtbare hokje heeft een spitse punt met twee tandjes aan de zijkanten (de vruchtkelk). De twee onvruchtbare hokjes zijn veel zwakker dan die bij andere Veldslasoorten. De kelk is hoogstens half zo breed als de vrucht. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen (pionier) op vochtige, matig voedselrijke, neutrale tot basische, kalkrijke en vaak compacte grond (mergel, zand, leem, löss en zavel).
Groeiplaats - Akkers (kalkrijke graanakkers en braakliggende akkers), zeeduinen (binnenduinrand) en omgeploegde kalkhellingen.
Bloeitijd - juli - augustus
Hoogte - 0,20-0,30 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De vrij lange stengels zijn kaal.
Bladeren - De onderste bladeren zijn omgekeerd eirond, gegolfd en hebben meestal een gave rand. De hogere bladeren zijn langwerpig met aan de voet enkele priemvormige tanden (ook bij de onderste schutbladen). De schutbladen zijn groen met een smalle vliezige rand.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zijn bleekroze tot lichtlila.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. De vruchten zijn iets afgeplat eivormig. Het vruchtbare hokje heeft een spitse punt met twee tandjes aan de zijkanten (de vruchtkelk). De twee onvruchtbare hokjes zijn veel zwakker dan die bij andere Veldslasoorten. De kelk is hoogstens half zo breed als de vrucht. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen (pionier) op vochtige, matig voedselrijke, neutrale tot basische, kalkrijke en vaak compacte grond (mergel, zand, leem, löss en zavel).
Groeiplaats - Akkers (kalkrijke graanakkers en braakliggende akkers), zeeduinen (binnenduinrand) en omgeploegde kalkhellingen.
Familie: Caprifoliaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Ernstig bedreigd
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: kalkrijke akkers