Ecologie & verspreiding
IJzerhard staat op zonnige, warme, matig voedselrijke, matig droge tot vrij vochtige, zwak basische tot kalkhoudende, stikstofrijke, licht bemeste en vrij compacte zand-, zavel-, klei- en mergelgrond, en ook op stenige plaatsen. Ze groeit langs wegen, in ruigten en langs paadjes onderaan kalkhellingen, op hoge delen van uiterwaarden en rotsachtige plaatsen, op dijken en in ruige graslanden. Verder op ruderale plaatsen, op muren, onder hagen en in spoorbermen. De soort stamt oorspronkelijk uit de warme en gematigde streken van West-Azië, Noord-Afrika en Zuid- en Midden-Europa en wordt tegenwoordig in alle werelddelen aangetroffen. IJzerhard is plaatselijk vrij algemeen in Zuid-Limburg en het Estuariumdistrict, vrij zeldzaam in het rivieren- en het stedelijke gebied en is elders zeer zeldzaam. Ze ontbreekt op de Wadden. De plant is eetbaar en werd vroeger gegeten in combinatie met augurken of komkommers. Ook diende ze als verfplant en had een grote faam bij de behandeling van wonden.
IJzerhard staat op zonnige, warme, matig voedselrijke, matig droge tot vrij vochtige, zwak basische tot kalkhoudende, stikstofrijke, licht bemeste en vrij compacte zand-, zavel-, klei- en mergelgrond, en ook op stenige plaatsen. Ze groeit langs wegen, in ruigten en langs paadjes onderaan kalkhellingen, op hoge delen van uiterwaarden en rotsachtige plaatsen, op dijken en in ruige graslanden. Verder op ruderale plaatsen, op muren, onder hagen en in spoorbermen. De soort stamt oorspronkelijk uit de warme en gematigde streken van West-Azië, Noord-Afrika en Zuid- en Midden-Europa en wordt tegenwoordig in alle werelddelen aangetroffen. IJzerhard is plaatselijk vrij algemeen in Zuid-Limburg en het Estuariumdistrict, vrij zeldzaam in het rivieren- en het stedelijke gebied en is elders zeer zeldzaam. Ze ontbreekt op de Wadden. De plant is eetbaar en werd vroeger gegeten in combinatie met augurken of komkommers. Ook diende ze als verfplant en had een grote faam bij de behandeling van wonden.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juni - herfst
Hoogte - 0,30-0,75 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 50 cm.
Stengels/takken - De rechtopstaande, slanke stengels zijn taai, vierkantig en wijd vertakt. De voet verhout. Op stengelribben zie je korte stekelharen.
Bladeren - De langwerpige bladeren staan tegenover elkaar. Ze zijn grof en onregelmatig gekarteld. Aan de voet zijn ze steelachtig versmald. De middelste bladeren hebben drie spleten met een grote eindlob. De bladranden en nerven hebben korte stekelharen. De bovenste bladeren zijn kleiner en vaak niet gedeeld.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zitten in de oksels van schutblaadjes in lange dunne, ijle aren. Ze zijn bleekroze, 2-5 mm groot, zwak tweelippig en hebben een gekromde buis. De bloemen hebben vijf kroonslippen, twee daarvan staan omhoog en drie omlaag. De kelk is buisvormig, vier- of vijftandig en klierachtig behaard, evenals de bloeiwijze-assen. Bloemen met vier meeldraden.
Vruchten - Een splitvrucht. De vruchten bevatten vier zaadjes in een rechtopstaande kelk. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, warme plaatsen op matig droge tot vrij vochtige, matig voedselrijke, stikstofrijke, kalkhoudende, licht bemeste en vrij compacte grond (stenige plaatsen, zand, zavel, klei en mergel).
Groeiplaats - Ruigten, ruderale plaatsen, rotsachtige plaatsen, grasland (ruig grasland en vochtig, licht bemest grasland), bermen (wegkanten bij dorpen), muren, hagen, langs spoorwegen (spoorbermen), omgewerkte grond, braakliggende grond (stenige plaatsen), langs paadjes aan de voet van kalkhellingen, hoge delen van uiterwaarden en beweide zandige dijken.
Bloeitijd - juni - herfst
Hoogte - 0,30-0,75 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 50 cm.
Stengels/takken - De rechtopstaande, slanke stengels zijn taai, vierkantig en wijd vertakt. De voet verhout. Op stengelribben zie je korte stekelharen.
Bladeren - De langwerpige bladeren staan tegenover elkaar. Ze zijn grof en onregelmatig gekarteld. Aan de voet zijn ze steelachtig versmald. De middelste bladeren hebben drie spleten met een grote eindlob. De bladranden en nerven hebben korte stekelharen. De bovenste bladeren zijn kleiner en vaak niet gedeeld.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zitten in de oksels van schutblaadjes in lange dunne, ijle aren. Ze zijn bleekroze, 2-5 mm groot, zwak tweelippig en hebben een gekromde buis. De bloemen hebben vijf kroonslippen, twee daarvan staan omhoog en drie omlaag. De kelk is buisvormig, vier- of vijftandig en klierachtig behaard, evenals de bloeiwijze-assen. Bloemen met vier meeldraden.
Vruchten - Een splitvrucht. De vruchten bevatten vier zaadjes in een rechtopstaande kelk. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, warme plaatsen op matig droge tot vrij vochtige, matig voedselrijke, stikstofrijke, kalkhoudende, licht bemeste en vrij compacte grond (stenige plaatsen, zand, zavel, klei en mergel).
Groeiplaats - Ruigten, ruderale plaatsen, rotsachtige plaatsen, grasland (ruig grasland en vochtig, licht bemest grasland), bermen (wegkanten bij dorpen), muren, hagen, langs spoorwegen (spoorbermen), omgewerkte grond, braakliggende grond (stenige plaatsen), langs paadjes aan de voet van kalkhellingen, hoge delen van uiterwaarden en beweide zandige dijken.
Familie: Verbenaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: vochtige, bemeste graslanden