Ecologie & verspreiding
Grote ereprijs staat, vaak als pionier op open, zonnige en stikstofrijke, matig droge tot vochtige, voedselrijke tot zeer voedselrijke, zwak basische en meestal kalkhoudende grond, vooral bestaande uit klei, maar ook wel uit zand, leem en zavel. Ze heeft een voorkeur voor zwaardere bodems. Hoe lichter de grondsoort is, hoe meer zon en openheid ze nodig heeft. De eenjarige plant groeit in akkers (vooral hakvruchten, maar ook wel tussen andere gewassen), in wijngaarden, moestuinen en bij mesthopen, in omgewerkte bermen, op dijken en aan slootranden, op braakliggende grond en spoorwegterreinen. Ze stamt oorspronkelijk uit Zuid- en West-Aziatische berggebieden en is sinds het begin van de 19e eeuw ingeburgerd in alle gematigde streken van de wereld. De soort is in Nederland algemeen maar zeldzaam tot zeer zeldzaam in delen van het Pleistoceen. De bestuiving geschiedt door insecten of ze bestuift zichzelf, de zaden worden verspreid door water, wind en mieren.
Grote ereprijs staat, vaak als pionier op open, zonnige en stikstofrijke, matig droge tot vochtige, voedselrijke tot zeer voedselrijke, zwak basische en meestal kalkhoudende grond, vooral bestaande uit klei, maar ook wel uit zand, leem en zavel. Ze heeft een voorkeur voor zwaardere bodems. Hoe lichter de grondsoort is, hoe meer zon en openheid ze nodig heeft. De eenjarige plant groeit in akkers (vooral hakvruchten, maar ook wel tussen andere gewassen), in wijngaarden, moestuinen en bij mesthopen, in omgewerkte bermen, op dijken en aan slootranden, op braakliggende grond en spoorwegterreinen. Ze stamt oorspronkelijk uit Zuid- en West-Aziatische berggebieden en is sinds het begin van de 19e eeuw ingeburgerd in alle gematigde streken van de wereld. De soort is in Nederland algemeen maar zeldzaam tot zeer zeldzaam in delen van het Pleistoceen. De bestuiving geschiedt door insecten of ze bestuift zichzelf, de zaden worden verspreid door water, wind en mieren.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - april - herfst
Hoogte - 0,15-0,30 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 20 cm.
Stengels/takken - De liggende tot min of meer opstijgende stengels hebben aan de basis vaak bijwortels. Losgeraakte stengeldelen kunnen weer wortels vormen.
Bladeren - De driehoekig-eironde blaadjes zijn grof getand en kort gesteeld. De lichtgroene stengelbladen worden naar boven toe nauwelijks kleiner.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De alleenstaande, grote bloemen groeien op lange, dunne stelen in de bladoksel. Ze komen vrij ver buiten de bladen uit. De bloemen zijn blauw en in het midden wit, de onderste kroonbladen zijn lichter van kleur. Ze worden 0,8-1,2 cm. De kelkslippen zijn langwerpig-eirond. De stijl is 2-3 mm.
Vruchten - Een doosvrucht. De tweelobbige vruchten zijn 4-6 mm lang en 0,8-1 cm breed en zijn bezet met enkele verspreide klierharen. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen (pionier) op vochtige tot matig droge, voedselrijke tot zeer voedselrijke, meestal kalkhoudende grond (vooral op klei, ook wel op leem of zavel).
Groeiplaats - Akkers (vooral hakvruchten, maar ook wel tussen graan en braakliggende akkers), wijngaarden, moestuinen, bij mesthopen, omgewerkte bermen, braakliggende grond, dijken, waterkanten (slootkanten) en langs spoorwegen (spoorwegterreinen).
Bloeitijd - april - herfst
Hoogte - 0,15-0,30 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 20 cm.
Stengels/takken - De liggende tot min of meer opstijgende stengels hebben aan de basis vaak bijwortels. Losgeraakte stengeldelen kunnen weer wortels vormen.
Bladeren - De driehoekig-eironde blaadjes zijn grof getand en kort gesteeld. De lichtgroene stengelbladen worden naar boven toe nauwelijks kleiner.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De alleenstaande, grote bloemen groeien op lange, dunne stelen in de bladoksel. Ze komen vrij ver buiten de bladen uit. De bloemen zijn blauw en in het midden wit, de onderste kroonbladen zijn lichter van kleur. Ze worden 0,8-1,2 cm. De kelkslippen zijn langwerpig-eirond. De stijl is 2-3 mm.
Vruchten - Een doosvrucht. De tweelobbige vruchten zijn 4-6 mm lang en 0,8-1 cm breed en zijn bezet met enkele verspreide klierharen. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, open plaatsen (pionier) op vochtige tot matig droge, voedselrijke tot zeer voedselrijke, meestal kalkhoudende grond (vooral op klei, ook wel op leem of zavel).
Groeiplaats - Akkers (vooral hakvruchten, maar ook wel tussen graan en braakliggende akkers), wijngaarden, moestuinen, bij mesthopen, omgewerkte bermen, braakliggende grond, dijken, waterkanten (slootkanten) en langs spoorwegen (spoorwegterreinen).
Familie: Plantaginaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke akkers