Ecologie & verspreiding
Moerasviooltje staat op meestal licht beschaduwde, natte tot drassige, matig voedselrijke, zure bodems bestaande uit zand, zavel en laagveen. De overblijvende plant groeit in broek- en bronbossen, in moerasstruwelen en veenmosrietlanden, in trilvenen en beekdalen, in natte heideterreinen en brongebieden langs bospaden, in greppels, hoogvenen en op kapvlakten. Het areaal van de soort omvat Noord-, Midden- en West-Europa, Noordwest-Afrika, de Azoren, Zuid-Groenland en Noord-Amerika. Nederland valt geheel binnen dit verspreidingsgebied. In Nederland is de soort vrij algemeen op de hogere zandgronden en het laagveengebied. Elders is ze zeer zeldzaam. De soort, die overigens niet nauw verwant is met andere inheemse Viooltjes, is achteruitgegaan als gevolg van ontginning van haar standplaatsen en mogelijk ook door het opwarmen van het klimaat. Nederland ligt namelijk aan de zuidelijke grens van het gesloten verspreidingsgebied. De bladeren van het Moerasviooltje vertonen enige gelijkenis met de bladeren van Kleine valeriaan. Ze vallen daarvan goed te onderscheiden doordat bij Kleine valeriaan geen steunbladen voorkomen.
Moerasviooltje staat op meestal licht beschaduwde, natte tot drassige, matig voedselrijke, zure bodems bestaande uit zand, zavel en laagveen. De overblijvende plant groeit in broek- en bronbossen, in moerasstruwelen en veenmosrietlanden, in trilvenen en beekdalen, in natte heideterreinen en brongebieden langs bospaden, in greppels, hoogvenen en op kapvlakten. Het areaal van de soort omvat Noord-, Midden- en West-Europa, Noordwest-Afrika, de Azoren, Zuid-Groenland en Noord-Amerika. Nederland valt geheel binnen dit verspreidingsgebied. In Nederland is de soort vrij algemeen op de hogere zandgronden en het laagveengebied. Elders is ze zeer zeldzaam. De soort, die overigens niet nauw verwant is met andere inheemse Viooltjes, is achteruitgegaan als gevolg van ontginning van haar standplaatsen en mogelijk ook door het opwarmen van het klimaat. Nederland ligt namelijk aan de zuidelijke grens van het gesloten verspreidingsgebied. De bladeren van het Moerasviooltje vertonen enige gelijkenis met de bladeren van Kleine valeriaan. Ze vallen daarvan goed te onderscheiden doordat bij Kleine valeriaan geen steunbladen voorkomen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - april - mei
Hoogte - 0,05-0,15 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - De wortelstok vormt dunne, aan het bodemoppervlak kruipende uitlopers. Worteldiepte 10 tot 20 cm. Moerasviooltje groeit vaak in grote groepen.
Stengels/takken -
Bladeren - De rozetbladeren zijn niet of weinig behaard, lichtgroen en rond tot niervormig. Ze hebben een breed afgeronde top, die later meer hartvormig wordt en na de bloei sterk uitgroeit. De steunblaadjes zijn eirond-langwerpig, met weinig of geen franje.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zijn 1 tot 1½ cm groot en geuren niet. De kroonbladen zijn lichtpaars. Het onderste heeft paarse lijnen en de andere zijn sterk teruggebogen. De spoor is kort, stomp en steekt weinig buiten de kelkaanhangsels uit. De stijl is knotsvormig, scheef afgeknot en heeft een brede stempelopening. De kelkbladen zijn breed en stomp.
Vruchten - Een doosvrucht. De rechtopstaande vruchten zijn kaal. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Meestal licht beschaduwde plaatsen op natte, matig voedselarme, zwak zure grond (zand, leem, zavel en laagveen).
Groeiplaats - Bossen (moerasbossen, bronbossen en langs bospaden), struwelen (moerasstruwelen), kapvlakten, grasland (laagblijvend grasland), moerassen (veenmosrietland, trilveen en hoogveenranden), waterkanten (o.a. slootkanten en langs greppels) en heide (open plaatsen).
Bloeitijd - april - mei
Hoogte - 0,05-0,15 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - De wortelstok vormt dunne, aan het bodemoppervlak kruipende uitlopers. Worteldiepte 10 tot 20 cm. Moerasviooltje groeit vaak in grote groepen.
Stengels/takken -
Bladeren - De rozetbladeren zijn niet of weinig behaard, lichtgroen en rond tot niervormig. Ze hebben een breed afgeronde top, die later meer hartvormig wordt en na de bloei sterk uitgroeit. De steunblaadjes zijn eirond-langwerpig, met weinig of geen franje.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zijn 1 tot 1½ cm groot en geuren niet. De kroonbladen zijn lichtpaars. Het onderste heeft paarse lijnen en de andere zijn sterk teruggebogen. De spoor is kort, stomp en steekt weinig buiten de kelkaanhangsels uit. De stijl is knotsvormig, scheef afgeknot en heeft een brede stempelopening. De kelkbladen zijn breed en stomp.
Vruchten - Een doosvrucht. De rechtopstaande vruchten zijn kaal. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Meestal licht beschaduwde plaatsen op natte, matig voedselarme, zwak zure grond (zand, leem, zavel en laagveen).
Groeiplaats - Bossen (moerasbossen, bronbossen en langs bospaden), struwelen (moerasstruwelen), kapvlakten, grasland (laagblijvend grasland), moerassen (veenmosrietland, trilveen en hoogveenranden), waterkanten (o.a. slootkanten en langs greppels) en heide (open plaatsen).
Familie: Violaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: laagvenen