Driekleurig viooltje

Viola tricolor subsp. tricolor


© Piet Bremer

Ecologie & verspreiding
Driekleurig viooltje staat vaak als pionier op open en zonnige, droge, matig voedselrijke, grazige, kalkarme tot neutrale zandgrond en lemig zand. De éénjarige of soms kortlevende, overblijvende plant groeit in graan- en kalkarme akkers, in akkerranden en plantsoenen, op open plekken in bermen en braakliggende grond, open plekken in zandig riviergrasland, langs spoorwegen, zandige sloten en greppels. Het areaal omvat Europa behalve het zuidelijke deel en de gematigde delen van Azië. Ze is ingeburgerd in Amerika, India, Australië en Nieuw-Zeeland. In Nederland is Driekleurig viooltje plaatselijk vrij algemeen op de hogere zandgronden in het oosten, midden en zuiden van het land en is elders zeer zeldzaam. De soort heeft te lijden van moderne grondbewerking, onkruidbestrijding en zware bemesting. Vermoedelijk ook doordat ze in sterke mate is aangewezen op bestuiving door hommels, die aan dezelfde landbouwmethoden ten offer vallen. Ze kan ook kruisen met het Akkerviooltje. Zie ook Viola tricolor 'Hortensis' en V. x cotempta.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - april - oktober

Hoogte - 0,05-0,40 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Geen wortelstok en eveneens geen uitlopers. Worteldiepte: 10-50 cm.

Stengels/takken - De opstijgende tot rechtopstaande stengels zijn kaal of zwak behaard.

Bladeren - De wintergroene bladeren zijn vaak paarsgroen. De onderste bladeren zijn eirond met een hartvormige voet. De bovenste bladeren zijn smaller (langwerpig) met een wigvormige voet. Alle bladeren hebben stompe tanden. De steunblaadjes zijn liervormig veerdelig met een gaafrandige of gekartelde eindslip, die korter en smaller is dan de bladschijf.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bovenste kroonbladen zijn diep paarsblauw, die aan de zijkanten lichter blauw. Aan de voet zijn ze geel. Het onderste kroonblad is geel met een witte rand. Soms zijn ze ook overwegend blauw, wit of geel. De spoor is 3-5 mm lang en komt hoogstens 1 mm buiten de kelkaanhangsels uit.

Vruchten - Een doosvrucht. Na het rijpen springen de éénhokkige vruchten met drie  kleppen open, waardoor de zaden worden weggeslingerd. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige, open plaatsen op droge, matig voedselrijke, grazige, kalkarme tot neutrale grond (zand en lemig zand).

Groeiplaats - Akkers (graanakkers, kalkarme akkers en akkerranden), bermen (open plekken), braakliggende grond, langs spoorwegen (spoorwegterreinen), plantsoenen en grasland (open plekken in zandig riviergrasland en langs zandige sloten en greppels).
Familie: Violaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: kalkarme akkers
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website