Gewoon langbaardgras

Vulpia myuros


© Hanneke Waller

Ecologie & verspreiding
Gewoon langbaardgras staat op open en zonnige, droge en warme, ± matig voedselrijke, vaak omgewerkte en betreden, basen- en humusarme, doorlatende en uitgesproken stikstofarme, zwak zure tot kalkhoudende zand-, leem- en zavelbodems en op stenige plaatsen. Ze groeit op rivierduintjes en in graslanden, in de duinen en op opgespoten grond, in afgravingen, akkers, bermen en in ruigten. Verder op spoorwegemplacementen en industrie- en haventerreinen en allerlei ruderale plekken in het stedelijk gebied. Nederland ligt geheel binnen het Europese areaal van het taxon. Gewoon langbaardgras wordt ook als verontreiniging met wol en graan aangevoerd. De soort heeft zich sinds het begin van de 20e eeuw sterk uitgebreid en is thans plaatselijk algemeen, vooral in het stedelijke gebieden, en komt wat minder voor in het noordoosten. Dit langbaardgras is te onderscheiden van Eekhoorngras en de Duinlangbaardgrassen door de combinatie van het grote lengteverschil tussen de kelkkafjes, de overhangende bloeiwijze en verschil in de plaatsing van de steriele bloemen.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - juni - herfst

Hoogte - 0,08-0,65 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De stengels zijn meestal vertakt. De plant groeit in pollen.

Bladeren -

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De smalle, samengetrokken, meestal iets knikkende pluim wordt tot dertig cm lang. Aan de voet wordt de stengel meestal omhuld door de bovenste schede. De onderste tak is meestal veel korter dan de bloeiwijze. Het onderste kelkkafje is één tot drie mm lang, minder dan half zo lang als het bovenste (meestal met één nerf). De naald wordt tot één mm lang.

Vruchten - Een graanvrucht. De zaden zijn kortlevend (één tot vijf  jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).

Bodem - Zonnige, open plaatsen (pionier) op droge, matig voedsealrme tot matig voedselrijke, vaak omgewerkte en betreden, humusarme, zwak zure tot kalkhoudende grond (zand, leem, zavel en stenige plaatsen).

Groeiplaats - Langs spoorwegen (spoorwegterreinen), industrieterreinen, bouwterreinen, stortterreinen, braakliggende grond, opgespoten grond, afgravingen (zandgroeven, grindgroeven, steengroeven), ruigten, bermen (open plekken), parkeerplaatsen, vluchtheuvels, tussen straatstenen, oude muren, zeeduinen, geschoffelde of met herbiciden bespoten plantsoenen en langs trottoirranden.
Familie: Poaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Niet bedreigd
Zeldzaamheid: algemene soort
Ecologische groep: voedselrijke ruigten
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website