Ecologie & verspreiding
Zachte hennepnetel prefereert open, droge, zure, half tot licht beschaduwde, stikstof- en voedselrijke, zeer humeuze, lemige en zandige bodems. Ze groeit op kapvlakten, in bossen en boszomen, in akkers en akkerranden, in voegen van muren, in bermen en parken, tuinen en kerkhoven, langs sloten en heggen. De oorspronkelijk uit Midden- en Oost-Europa afkomstige plant bereikt in Nederland de noordwest grens van het areaal. In Nederland staat ze in en langs loofbossen, in belommerde bermen van paden en wegen, meestal op lemige grond. Ze is zeer zeldzaam in Zuidoost-Friesland, op de Hondsrug (Drenthe) en op de Veluwe. Er is steeds sprake van een zekere aanvoer van meststoffen vanuit omliggende akkers. Ze is herkenbaar aan de holle tanden van de onderlip, de verdikte stengel onder de knopen en het feit dat daar 2 of 3 verschillende typen haren dragen. Bestuiving geschiedt door bijen en hommels, de vruchtkelk met zaden en stekels worden als klit verspreid.
Zachte hennepnetel prefereert open, droge, zure, half tot licht beschaduwde, stikstof- en voedselrijke, zeer humeuze, lemige en zandige bodems. Ze groeit op kapvlakten, in bossen en boszomen, in akkers en akkerranden, in voegen van muren, in bermen en parken, tuinen en kerkhoven, langs sloten en heggen. De oorspronkelijk uit Midden- en Oost-Europa afkomstige plant bereikt in Nederland de noordwest grens van het areaal. In Nederland staat ze in en langs loofbossen, in belommerde bermen van paden en wegen, meestal op lemige grond. Ze is zeer zeldzaam in Zuidoost-Friesland, op de Hondsrug (Drenthe) en op de Veluwe. Er is steeds sprake van een zekere aanvoer van meststoffen vanuit omliggende akkers. Ze is herkenbaar aan de holle tanden van de onderlip, de verdikte stengel onder de knopen en het feit dat daar 2 of 3 verschillende typen haren dragen. Bestuiving geschiedt door bijen en hommels, de vruchtkelk met zaden en stekels worden als klit verspreid.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juni - herfst
Hoogte - 0,15-0,75 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 50 cm.
Stengels/takken - De meestal vertakte stengels hebben 2 of 3 soorten haren. Dat zijn vele lange, zachte haren, korte klierharen en daarnaast vaak ook stijve borstelharen met een kussentje aan de voet.
Bladeren - De hartvormige of eironde bladeren zijn getand, hebben een wigvormige tot afgeronde voet en zijn gesteeld. Aan de bovenkant zijn ze aanliggend en aan de onderkant afstaand zacht behaard.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zijn 2 tot 3 cm groot. Ze zijn roodpaars met gele vlekjes aan de voet van de onderlip. De buis is wit of gelig en naar boven toe bruinachtig. De buis is veel langer (2 tot 3 keer) als de kelk.
Vruchten - Een splitvrucht. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Half tot licht beschaduwde, open plaatsen op droge, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot zure, humusrijke, lemige grond.
Groeiplaats - Bossen, bosranden, kapvlakten, heggen, parken, bermen, akkers (akkerranden), tuinen en begraafplaatsen.
Bloeitijd - juni - herfst
Hoogte - 0,15-0,75 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels - Worteldiepte tot 50 cm.
Stengels/takken - De meestal vertakte stengels hebben 2 of 3 soorten haren. Dat zijn vele lange, zachte haren, korte klierharen en daarnaast vaak ook stijve borstelharen met een kussentje aan de voet.
Bladeren - De hartvormige of eironde bladeren zijn getand, hebben een wigvormige tot afgeronde voet en zijn gesteeld. Aan de bovenkant zijn ze aanliggend en aan de onderkant afstaand zacht behaard.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zijn 2 tot 3 cm groot. Ze zijn roodpaars met gele vlekjes aan de voet van de onderlip. De buis is wit of gelig en naar boven toe bruinachtig. De buis is veel langer (2 tot 3 keer) als de kelk.
Vruchten - Een splitvrucht. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Half tot licht beschaduwde, open plaatsen op droge, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot zure, humusrijke, lemige grond.
Groeiplaats - Bossen, bosranden, kapvlakten, heggen, parken, bermen, akkers (akkerranden), tuinen en begraafplaatsen.
Familie: Lamiaceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Gevoelig
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: kapvlakten