Vals muizenoor

Pilosella peleteriana


© Peter Meininger

Ecologie & verspreiding
Vals muizenoor prefereert open, zonnige, warme, droge, stikstof- en voedselarme, zwak zure tot vrij kalkarme zand- of stenige grond. De plant groeit in droog duingrasland, in heideachtige vegetaties, in loof- en naaldbossen, in bermen en in boszomen. De kalkmijdende soort heeft een disjunct areaal ten noorden en zuiden van ons land en wordt hier alleen aangetroffen op Terschelling, waar ze in 1996 voor het eerst gesignaleerd werd, waarschijnlijk betreft het nieuwe vestiging. Op Terschelling staat ze in ongestoord duingrasland, deels in bermen van fietspaden. Vals muizenoor lijkt veel op Muizenoor en verschilt daarvan door de kortere en dikkere uitlopers met dichter op elkaar staande bladeren, die naar de top toe in grootte toenemen. De beharing van de bladeren en de omwindselbladen is verschillend, hebben de hoofdjes een iets andere kleur en zijn de omwindselbladen duidelijk breder. Voor een goede zaadzetting is kruisbestuiving nodig, de zaden worden verspreid door wind en mieren of via passanten.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - mei - juni

Hoogte - 0,05-0,30 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels -

Stengels/takken - De plant lijkt sterk op Muizenoor, maar heeft kortere en dikkere uitlopers met dicht bij elkaar staande bladeren, die groter worden naar de top van de uitloper. De rozetbladeren zijn aan de bovenkant lang en dicht, zijdeachtig behaard.

Bladeren - De plant lijkt sterk op Muizenoor, maar heeft kortere en dikkere uitlopers met dicht bij elkaar staande bladeren, die groter worden naar de top van de uitloper. De rozetbladeren zijn aan de bovenkant lang en dicht, zijdeachtig behaard.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De lintbloemen zijn bleekgeel, maar de buitenste zijn van onderen roodachtig. De omwindselbladen worden tot 2½ mm breed. Ze dragen alleen of hoofdzakelijk lange enkelvoudige haren.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Zonnige plaatsen op droge, voedselarme, zwak zure, vrij kalkarme grond (zand en stenige plaatsen).

Groeiplaats - Zeeduinen (duingrasland, droog, zuur grasland, bermen van fietspaden en duinheide).
Familie: Asteraceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Gevoelig
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: droge, zure graslanden
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website