Ecologie & verspreiding
Spinnenorchis prefereert zonnige tot half beschaduwde, matig droge, basische tot sterk kalkrijke, vaak steenrijke leem- en lössbodems. Ze groeit in lichte naaldbossen, in kalkgraslanden, in weilanden en schraal grasland, in bermen, op rotsachtige plaatsen, op hellingen en verlaten cultuurland zoals wijngaarden. De Subatlantische-Mediterrane soort heeft een Europese areaal dat West-, Zuid- en Midden-Europa omvat en dat in het noorden tot in België reikt. De plant behoort tot de groep van orchideeën die onder gunstige omstandigheden Nederland kan bereiken en zich daar een tijdje kan handhaven maar uiteindelijk weer verdwijnt. Dit bovenstaande “gedrag” heeft de soort in 1970 vertoond door in Zuid-Limburg te verschijnen. Spinnenorchis onderscheidt zich van haar nauwe verwanten doordat de buiten bladeren van de bloem groen of olijfgroen zijn (soms geheel wit) en het aanhangsel van de lip is in de regel ontbrekend of slechts zwak ontwikkeld. Ze wordt door zandbijen bestoven, het zaad wordt door de wind verspreid.
Spinnenorchis prefereert zonnige tot half beschaduwde, matig droge, basische tot sterk kalkrijke, vaak steenrijke leem- en lössbodems. Ze groeit in lichte naaldbossen, in kalkgraslanden, in weilanden en schraal grasland, in bermen, op rotsachtige plaatsen, op hellingen en verlaten cultuurland zoals wijngaarden. De Subatlantische-Mediterrane soort heeft een Europese areaal dat West-, Zuid- en Midden-Europa omvat en dat in het noorden tot in België reikt. De plant behoort tot de groep van orchideeën die onder gunstige omstandigheden Nederland kan bereiken en zich daar een tijdje kan handhaven maar uiteindelijk weer verdwijnt. Dit bovenstaande “gedrag” heeft de soort in 1970 vertoond door in Zuid-Limburg te verschijnen. Spinnenorchis onderscheidt zich van haar nauwe verwanten doordat de buiten bladeren van de bloem groen of olijfgroen zijn (soms geheel wit) en het aanhangsel van de lip is in de regel ontbrekend of slechts zwak ontwikkeld. Ze wordt door zandbijen bestoven, het zaad wordt door de wind verspreid.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - mei - juni
Hoogte - 0,20-0,50 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De stengels staan rechtop.
Bladeren - De groene bladeren zijn breed langwerpig.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien met 2 tot 10 bij elkaar in een losse aar. De buitenste bloemdekbladen zijn groen. De bloemlip is eirond, 1 tot 1,2 cm groot. De lip is bruin met een geelachtige tot blauwachtige X- of H-vormige tekening. Meestal zijn ze niet gelobd. Aan de voet zitten 2 zeer kleine glanzende uitsteeksels. Aan de top zit geen aanhangsel of een naar voren of naar beneden gericht aanhangseltje. De binnenste bloemdekbladen zijn meestal groenachtig en kaal of zeer zelden behaard.
Vruchten - Een doosvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige, soms half beschaduwde plaatsen op matig droge, voedselarme, basische, kalkrijke grond (mergel en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Grasland (kort blijvend kalkgrasland, schraal grasland en weiland), bermen, rotsachtige plaatsen, wijngaarden en hellingen.
Bloeitijd - mei - juni
Hoogte - 0,20-0,50 m.
Geslachtsverdeling - tweeslachtig
Wortels -
Stengels/takken - De stengels staan rechtop.
Bladeren - De groene bladeren zijn breed langwerpig.
Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien met 2 tot 10 bij elkaar in een losse aar. De buitenste bloemdekbladen zijn groen. De bloemlip is eirond, 1 tot 1,2 cm groot. De lip is bruin met een geelachtige tot blauwachtige X- of H-vormige tekening. Meestal zijn ze niet gelobd. Aan de voet zitten 2 zeer kleine glanzende uitsteeksels. Aan de top zit geen aanhangsel of een naar voren of naar beneden gericht aanhangseltje. De binnenste bloemdekbladen zijn meestal groenachtig en kaal of zeer zelden behaard.
Vruchten - Een doosvrucht. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bodem - Zonnige, soms half beschaduwde plaatsen op matig droge, voedselarme, basische, kalkrijke grond (mergel en stenige plaatsen).
Groeiplaats - Grasland (kort blijvend kalkgrasland, schraal grasland en weiland), bermen, rotsachtige plaatsen, wijngaarden en hellingen.
Familie: Orchidaceae
Groep: eenzaadlobbigen (bloemplanten)
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: kalkgraslanden