Ecologie & verspreiding
Geel viltkruid staat op zonnige, open, warme plaatsen op droge, matig voedselarme, stikstofarme, neutrale tot matig zure, goed doorlatend zand en grind. Ze groeit in akkers, op braakliggende grond, op open, droge plekken in neutraal grasland, aan greppelranden, in wegranden en afgravingen. Dit viltkruid kwam vroeger zeer zeldzaam voor in het rivierengebied in het oosten van het land, in Zuid- en Noord-Limburg (met name bij Nijmegen, Arnhem en Roermond) en verder verspreid op enkele andere plaatsen. De laatste vondst dateerde van Nijmegen in 1935 tot dat ze weer aangetroffen is in het oosten van Noord-Brabant. De soort is te onderscheiden van haar veel gelijkenis tonende verwanten doordat de vertakkingen asymmetrisch zijn, er onder de meeste hoofdjeskluwen slechts één zijtak ontspringt, de middelste omwindselbladen op de kiel en aan de top paars getint zijn en vooral door de geelachtige kleur van de beharing.
Geel viltkruid staat op zonnige, open, warme plaatsen op droge, matig voedselarme, stikstofarme, neutrale tot matig zure, goed doorlatend zand en grind. Ze groeit in akkers, op braakliggende grond, op open, droge plekken in neutraal grasland, aan greppelranden, in wegranden en afgravingen. Dit viltkruid kwam vroeger zeer zeldzaam voor in het rivierengebied in het oosten van het land, in Zuid- en Noord-Limburg (met name bij Nijmegen, Arnhem en Roermond) en verder verspreid op enkele andere plaatsen. De laatste vondst dateerde van Nijmegen in 1935 tot dat ze weer aangetroffen is in het oosten van Noord-Brabant. De soort is te onderscheiden van haar veel gelijkenis tonende verwanten doordat de vertakkingen asymmetrisch zijn, er onder de meeste hoofdjeskluwen slechts één zijtak ontspringt, de middelste omwindselbladen op de kiel en aan de top paars getint zijn en vooral door de geelachtige kleur van de beharing.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)
Bloeitijd - juli - september
Hoogte - 0,10-0,30 m.
Geslachtsverdeling - polygaam
Wortels -
Stengels/takken - De rechtopstaande stengels zijn onregelmatig vertakt en geelachtig wollig behaard. Onder de meeste hoofdjeskluwens ontspringt één zijtak.
Bladeren - De langwerpige of lepelvormige bladeren zijn gelig behaard.
Bloemen - Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). De geelachtige bloemhoofdjes zitten met tien tot vijfentwintig bij elkaar in kleine kluwens. Het omwindselblad is strogeel. De middelste omwindselbladen zijn op de kiel en aan de top paars, later worden ze bruin.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, warme, open plaatsen op droge, matig voedselarme, stikstofarme, neutrale tot matig zure, goed doorlatende grond (zand en grind).
Groeiplaats - Akkers (vooral tussen rogge, maar ook wel tussen andere granen en hakvruchten), braakliggende grond, grasland (open pleken in droog, neutraal grasland), greppelranden, wegranden (vooral langs grindwegen) en afgravingen (grindgroeven).
Bloeitijd - juli - september
Hoogte - 0,10-0,30 m.
Geslachtsverdeling - polygaam
Wortels -
Stengels/takken - De rechtopstaande stengels zijn onregelmatig vertakt en geelachtig wollig behaard. Onder de meeste hoofdjeskluwens ontspringt één zijtak.
Bladeren - De langwerpige of lepelvormige bladeren zijn gelig behaard.
Bloemen - Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). De geelachtige bloemhoofdjes zitten met tien tot vijfentwintig bij elkaar in kleine kluwens. Het omwindselblad is strogeel. De middelste omwindselbladen zijn op de kiel en aan de top paars, later worden ze bruin.
Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bodem - Zonnige, warme, open plaatsen op droge, matig voedselarme, stikstofarme, neutrale tot matig zure, goed doorlatende grond (zand en grind).
Groeiplaats - Akkers (vooral tussen rogge, maar ook wel tussen andere granen en hakvruchten), braakliggende grond, grasland (open pleken in droog, neutraal grasland), greppelranden, wegranden (vooral langs grindwegen) en afgravingen (grindgroeven).
Familie: Asteraceae
Groep: tweezaadlobbigen (bloemplanten)
Status: Rode Lijst: Ernstig bedreigd
Zeldzaamheid: zeer zeldzame soort
Ecologische groep: droge, neutrale graslanden