Blauwe anemoon

Anemone apennina


© Hanneke Waller

Ecologie & verspreiding
Blauwe anemoon groeit op lichte beschaduwde plekken op vochtige, matig voedselrijke, kalkhoudende zandgrond en zandige klei in loofbossen in onder meer de binnenduinrand en rivierdalen, bosranden en heggen. Als stinzenplant heeft zij voorkeur voor luchtige, humeuze grond. Deels komt zijn als stinzenplant in Nederland voor, deels is zij opgeslagen uit weggegooide wortelstokjes. In Nederland is zij zeer zeldzaam ingeburgerd. In Friesland, langs de Vecht en langs de Hollandse binnenduinrand is ze op een aantal plaatsen ingeburgerd. Zij is in de negentiende eeuw voor het eerst in Nederland, waar zij sinds de zestiende eeuw als tuinplant gekweekt wordt, in het wild verzameld. Blauwe anemoon komt oorspronkelijk voor in Zuid-Europa. Zij kan verward worden met de Oosterse anemoon, maar verschild daarvan doordat de Blauwe anemoon behaarde kroonbladen heeft, de bloemsteel na de bloei rechtop staat en de wortelbladeren kort gesteelde slippen hebben.
Herkenning (bron: wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra)

Bloeitijd - maart - april

Hoogte - 0,10-0,20 m.

Geslachtsverdeling - tweeslachtig

Wortels - Verticale wortelstokken, die knolvormig zijn verdikt.

Stengels/takken - De bloemstelen staan ook na de bloei rechtop. De planten groeien in groepjes.

Bladeren - De wortelbladen zijn drietallig. Ze hebben kort gesteelde slippen en zijn behaard aan de onderkant. De onderste bladeren komen pas na de bloei te voorschijn. De drie gesteelde stengelbladen zijn eveneens drietallig, gespleten en hebben gekartelde slippen.

Bloemen - Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De meestal diepblauwe, 2-3½ cm grote bloemen hebben acht tot vijftien smalle bloemdekbladen, die van buiten behaard zijn en van binnen vaak een lichtere kleur hebben. In de knop knikken de bloemen.

Vruchten - Een eenzadige dopvrucht of nootje. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bodem - Licht beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke, kalkhoudende, humeuze grond (zand en zavel).

Groeiplaats - Bossen (loofbossen, o.a. in rivierdalen), bosranden, heggen en zeeduinen (in loofbossen aan de binnenduinrand).
Familie: Ranunculaceae
Groep: S
Status: exoot (na 1900 verwilderd of aangeplant)
Zeldzaamheid: zeldzame soort
Ecologische groep: stinseplant
© 2024  FLORON
Ga naar de volledige website